Toen een maand of twee terug bekend werd dat Diederik Samsom ging scheiden, bleef de discussie niet beperkt tot de vraag naar wie de kinderen gaan. In journalistiek Nederland brachten sommige media het nieuws simpelweg als een fait divers. Andere, zoals NRC en Volkskrant, meenden zich te moeten verantwoorden en vermeldden hierbij Samsoms ‘gebruik’ van zijn gezin tijdens de verkiezingscampagne van 2012. Weer anderen lieten weten dat dit nieuws hen veel te persoonlijk was. Zo twitterde Wim de Bie op 19 augustus: “Alleen de scheiding van Samsom en Rutte is nieuws – privésores kan me gestolen worden.”
Oud-hoogleraar politicologie Meindert Fennema had op 30 augustus in de Volkskrant wat meer woorden tot zijn beschikking om zijn punt te maken: ‘Wat Wouter Bos ook beweert, het gaat de kiezer wel degelijk om de inhoud’. Het werd er niet per se helderder of hoogstaander op. Met de personalisering van politiek en journalistiek valt het wel mee, ondanks de publiciteit voor Samsoms scheiding, aldus Fennema. Dat zou blijken uit recent en ‘minder recent’ onderzoek. “Maar politici en journalisten hadden geen boodschap aan politicologisch onderzoek. Ze wisten het beter: de politiek zou steeds meer bepaald worden door personen. (…) Deze opvatting, die Wouter Bos ook in het programma Zomergasten verkondigde, is eenvoudigweg bezijden de waarheid.”
Dat is nog maar de vraag. Want als (‘de’? ‘alle?’ ‘de meeste’) politici en journalisten dit denken wordt het dan niet vanzelf waar? Of, iets anders gesteld: wie hebben er meer invloed op het politiek-journalistieke speelveld… de hoofdrolspelers, of de heren en dames deskundigen die er van bovenaf commentaar opleveren? Hoe persoonlijk politiek wel degelijk is, blijkt wanneer Fennema in dit opinieartikel over zijn geliefde onderwerp Wilders te spreken komt. “Inmiddels is de PVV, zonder enige media-aandacht in de peilingen van Maurice de Hond weer de grootste partij. Waarom? Niet omdat Wilders zijn haar verft, goede spindoctors heeft of een lekker kontje, maar omdat hij standpunten inneemt die door veel Nederlanders gedeeld worden.”
Door zo ‘inhoud’ los te koppelen van het – politieke – individu en haar slechts weer te geven als iets ‘uiterlijks’ schetst Fennema een karikatuur van personalisering. Het persoonlijke in de politiek is zo oud als de politiek zelf, wanneer we persoonlijkheid ook opvatten als welsprekendheid, het vermogen om emoties over te brengen en het belang van de eigen biografie. Dat gold voor Pericles en Socrates, voor Churchill en Roosevelt, en – laten we het even bescheiden houden – niet minder voor Wilders of Cohen. Daarmee blijft Fennema ook het antwoord schuldig op de vraag waarom zoveel kiezers niet Pastors, Verdonk of Brinkman als ‘erfgenaam van Fortuyn’ verkiezen, maar juist Geert Wilders. En op het gevaar af om eeuh… persoonlijk te worden: als politiek over inhoud en niets dan inhoud gaat, waarom schreef de eerbiedwaardige hoogleraar dan in 2010 een boek over diezelfde Wilders waarin hij verregaand en voortdurend interpreteerde wat er in Wilders hoofd om zou gaan, en speculeerde over ‘supergeheime affairettes’ met stagiaires, journalistes en Kamerleden van andere fracties?
Een overtuigender relativering van politieke personalisering was op 20 augustus in De Nieuwe Reporter te vinden. Weliswaar kiest ook Rens Vliegenthart in eerste instantie voor een heldhaftig gevecht met een door hemzelf gefabriceerde vogelverschrikker: “(…) met die Amerikanisering van de Nederlandse politiek valt het enorm mee.” Maar wie buiten de onvermijdelijke Kay van de Linde had het precies over ‘Amerikanisering’? Evenals Fennema echter heeft Vliegenthart wel degelijk een punt: uit het meeste onderzoek blijkt geen trend van een in de tijd steeds verder om zich heen grijpende personalisering.
Dat wil echter niet zeggen dat ze er niet is of zelfs dominant kan zijn : of het nu draait om voorkeur voor persoonlijkheden, om journalistieke focus op wie het land zal gaan leiden (de zg. presidentialisering, in Nederland gericht op de premiersfunctie) of om ‘privatisering’, een wat houterige typering van ‘aandacht voor het privéleven van politici’. Het betekent misschien juist dat politiek altijd al evenzeer door personen werd gekarakteriseerd als door issues, in Nederland niet minder dan in de rest van de wereld. Zo presenteert historicus Henk te Velde in zijn ‘Stijlen van leiderschap’ uit 2002 enkele rake citaten die dit illustreren.
Niemand minder dan Thorbecke stelde al in 1858: “Het blijkt, dat wij steeds door persoonlijke consideratien meer dan door politieke redenen worden bestuurd.” Anno 1929 merkte het antirevolutionaire dagblad De Standaard op ‘dat de verkiezingshartstocht in ons land zich bij voorkeur toespitst op een persoon’. En heel Te Veldes boek beargumenteert hoezeer politici en hun ‘stijl’ van leiderschap niet alleen uitingen waren van hun tijd, maar deze ook mee vormgaven. Dat gold voor Thorbecke, Kuyper en Colijn; voor Drees en Den Uyl; en over Fortuyn of Wilders schreef Te Velde dan nog niet eens. De verklaring? Het woord is opnieuw aan Thorbecke, die ooit een vriend voorhield: “Gij hebt wel voorleden jaar aan Uwe kiezers gezegd, dat gij wist zaken van personen te onderscheiden; maar in de politiek vertegenwoordigen personen zaken.”
Laat ik opnieuw persoonlijk worden, ditmaal richting Rens Vliegenthart. Als ik nu eerst zeg ‘Met alle respect’, is dit geen keukentegeltje bij wat vervolgens een bloedbad wordt. Rens’ onderzoeken beoordeel ik als origineel en overtuigend, hemzelf vind ik uiterst sympathiek, en zijn boek mag ik graag gebruiken voor mijn studenten journalistiek. Maar als hij in zijn DNR-artikel het belang van Samsoms persoonlijke verkiezingsspotje downplayt, begint hij uit zijn nek te kletsen. “Maar een heel klein gedeelte van de kiezers zal het spotje van Samsom en zijn gezin hebben gezien.”
O ja? Het is ruim 134.000 keer bekeken op YouTube. Nou zitten daar ook de page views van Rens, mijzelf en enkele andere onderzoekers bij: maar dan nog spreken we over fors meer mensen dan alle kiezers die het partijprogramma van de PvdA zullen hebben opgeslagen, laat staan uitgelezen. Natuurlijk doet niet één zo’n spotje het hele politieke landschap beven, en toegegeven: het is nog altijd fors minder dan de 4,85 miljoen bezoekers die de Stemwijzer zegt te hebben verwelkomd. Maar zouden zelfs díe mensen niet naast hun inhoudelijke voorkeur Diederik ‘Nou doet u het weer’ Samsoms performance in de verkiezingsdebatten hebben laten meewegen, of althans wel de versie die de meeste media hen daarvan hebben gepresenteerd in een eindeloze loop?
Dus als Rens Vliegenthart stelt “En dat gedeelte heeft in de weken voor de verkiezingen zoveel meer gezien en gelezen over de verkiezingen dat zo’n enkel spotje weinig verschil zal hebben gemaakt,” is dat waar en toch ook weer niet helemaal. Of helemaal niet. Want wat die mensen hebben gezien en gelezen, bestaat grotendeels uit interviews met lijsttrekkers, niet op de laatste plaats in veelbekeken talkshows als P&W en DWDD; uit peilingen naar aanleiding van deze interviews en van de debatoptredens; en uit weer nieuwe interviews met politici of deskundigen over diezelfde interviews, debatten en peilingen.
Misschien hadden zowel Vliegenthart als Fennema het andere artikel iets meer ter harte moeten nemen dat diezelfde 20 augustus in De Nieuwe Reporter stond: ‘Wie doorbreekt de spiraal van de privatisering van politiek nieuws?’ Hierin stelden Nel Ruigrok, Carina Jacobi en Joep Schaper van De Nederlandse Nieuwsmonitor weliswaar eens te meer net iets te omineus – en ongefundeerd – dat media zich ‘steeds meer’ op het privéleven van politici storten: daar staat tegenover dat zij mijns inziens terecht waarschuwen voor vormen van ‘privatisering’ die datzelfde privéleven schenden, de politiek ‘depolitiseren’ en ons allen tot voyeurs maken, in plaats van – jawel – burgers.
Precies dat laatste vind ik vooral een sterk punt van de DNN-onderzoekers: zij wijzen op de mogelijkheden, beperkingen en verantwoordelijkheden van alle spelers op het politiek-journalistieke podium: politici, journalisten én publiek. “Gepersonaliseerde en geprivatiseerde berichtgeving is voor het grote publiek aantrekkelijker dan politiek-relevante, partij-gecentreerde berichtgeving, en zal daardoor meer nieuwsconsumenten aanspreken. Personalisering en privatisering vormen daarmee onderdeel van een overlevingsstrategie van media in de huidige, competitievere markt. Hetzelfde kan over de politieke partijen gezegd worden.” En het publiek? Ruigrok, Jacobi en Schaper merken – subtiel, maar doeltreffend – op dat het nieuws over de scheiding van Samsom op alle nieuwssites in de top-5 van meest gelezen berichten prijkte.
Raak was ook het commentaar dat Pytrik Schafraad onderaan dit artikel toevoegde: de communicatiewetenschapper aan de UvA wees op de journalistieke voorliefde voor ‘incidenten’. “Het maakt daarbij, denk ik, niet zoveel uit of dat incident in de privésfeer of de politieke sfeer plaatsvindt. Het gaat om het incident dat een kleine mediastorm tot gevolg kan hebben, die even zo snel weer gaat liggen.” En, zo stelde Schafraad, dergelijke publiciteit zal dan niet worden herkend als ‘echte’ politieke verslaggeving of als campagnenieuws. Ze is volgens hem ook niet per se een teken van ‘personalisering’. I beg to differ. Je zou evenzeer kunnen stellen dat de val van Krol eens te meer illustreert hoe persoonlijk politiek is, en hoe politiek het persoonlijke kan blijken te zijn. Desnoods met terugwerkende kracht, jaren na ‘de feiten’. Zelfs als het even geen verkiezingstijd is; óók als RTL Boulevard het evenzeer noemenswaard acht als de krant die de vervelende feiten over Krol als eerste bracht, de Volkskrant. En het bleef nog lang persoonlijk, in de politiek…
Dit artikel verscheen eerder vandaag in De Nieuwe Reporter.