Er zijn honderden lokale nieuwssites. Kennelijk is het geen probleem om er één te starten. Maar doorgaan, dat is veel lastiger: als er investeringen nodig zijn, als vrijwilligers afhaken, als iemand achter adverteerders aan moet. Een site aanpassen en je businessmodel opnieuw inrichten is lang niet zo sexy en innovatief als een site beginnen. Maar het is minstens zo belangrijk.
Het had zo mooi kunnen zijn. Culemborg Nieuws ging voortvarend van start in 2013. Met dagelijks vers nieuws over het zwembad, de gemeentebegroting, de jachthaven en betaald parkeren. Dat nieuws was nergens anders te vinden volgens de initiatiefnemers, die een ‘gat in de markt’ zagen: “Dat gat is in Culemborg onbeschrijfelijk groot. In de mediawereld ziet iedereen dat het hard achteruit hobbelt met de lokale berichtgeving.”
De kersverse hyperlocal figureerde in artikelen in de Volkskrant en Trouw en kwam langs bij Radio 1. In mei had men “meer dan 700 geregistreerde lezers” terwijl een bericht zo’n 1500 pageviews kreeg. In juli waren al een kleine 100 donateurs; vrijwilligers meldden zich aan: “Lokaal nieuws is ontzettend belangrijk. Ik zou het erg leuk vinden om in Culemborg Nieuws af en toe wat te schrijven.”
Het sprookje voorbij
Maar eind 2013 is het sprookje voorbij: “Culemborg Nieuws gaat op een lager pitje. Het is in het afgelopen jaar niet gelukt om voldoende structurele financiering te vinden. Zonder financiering is die proactieve arbeidsintensieve journalistiek niet mogelijk.”
Niet alleen in Culemborg is het lastig een lokale site overeind te houden. Voor een eerder onderzoek spraken we met initiatiefnemers van lokale sites, ook hier was het vaak sappelen: “Het streven is minstens quitte te spelen en liefst er iets aan over te houden. Als dat eind dit jaar niet gebeurt, gaat de stekker eruit.”
Doorgaan is lastig
Er zijn doorstarts, gestaakte pogingen en gestrande initiatieven. Maar er zijn ook sites die het 10-jarig jubileum al achter de rug hebben: o.a. inNieuwegein, Papendrecht, de Friese Wouden, Leiden en Groningen.
Er zijn honderden lokale sites. Kennelijk is het geen probleem om er één te beginnen. Maar doorgaan, dat is veel lastiger: als er geïnvesteerd moet worden, als de vrijwilligers afhaken, als iemand achter adverteerders aan moet, als er te weinig reacties zijn, als de Facebook-pagina of het Twitter-account te weinig verkeer genereren, als de plug-ins niet werken, als er een nieuwsbrief gemaakt moet worden, als er video gemaakt moet worden, als je content door wilt verkopen, als je Google Analytics goed wilt gebruiken. Dan moet er een extra inspanning geleverd worden terwijl de adrenaline van de start al uitgewerkt is.
Niet sexy en innovatief
Het is geen exclusief Nederlands probleem. In de VS verdween Backfence, maakte Everyblock een doorstart en raakte Patch in financiële problemen. In Groot Brittannië leven veel lokale sites op de rand van het bestaansminimum getuige onderzoek van Radcliffe en Andy Williams c.s. Media-econoomRobert Pickard en Lucia Naldi (pdf) onderzochten Amerikaanse hyperlocals, ook hier geen opstart-problemen, de cruciale periode ligt later: “the abilities of the firms to adapt their strategies and practices after establishment were crucial to their sustainability.”
Een site aanpassen en je businessmodel opnieuw inrichten is lang niet zo sexy en innovatief als een site beginnen. Maar het is minstens zo belangrijk. Hoe goed een idee ook was bij aanvang, na verloop van tijd blijkt altijd alles anders te gaan.
Almere
Voor lokale nieuwsvoorziening worden hyperlocals steeds belangrijker. Traditionele printmedia verliezen terrein. Lokale sites hebben die rol nog lang niet overgenomen. In Almere – sinds jaar en dag een no-paper-city – wordt het gemis zo gevoeld dat men er een heus symposium aan wijdt.
Met steun van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek beginnen we in september met de Hyperlocal Academy: workshops voor mensen die een lokale site exploiteren en die een extra stap willen doen op het gebied van de commercie, de techniek, de content of met sociale media. Geen workshops voor starters maar voor volhouders dus.
Dit artikel verscheen eerder bij De Nieuwe Reporter.