Bijna dertig jaar geleden kwam ik er voor het eerst, toen nog aan de Ravellaan te Utrecht. Een blokkendoos met nog geen vierhonderd studenten. Ik was een tiener met meer dromen dan angsten, die had besloten dat hij oorlogsverslaggever in Latijns-Amerika wilde worden. Het was de tijd dat er net vier Nederlandse journalisten in El Salvador waren vermoord, wat ik blijkbaar geen afschrikwekkend voorbeeld vond. Ik bezocht de open dag en was verkocht.
Vier jaar studeerde ik op de School voor Journalistiek, tussen 1986 en 1990. Ik voerde heftige discussies over de dingen waar je in die tijd heftige discussies over voerde. Ik was verliefd op het mooiste meisje van de school. En ik leerde heel veel over journalistiek, van soms tamelijk beroerde en soms waanzinnig goede docenten. Met dank aan school liep ik een zomerstage bij mijn favoriete tijdschrift, Nieuwe Revu; en met dank aan mijn eigen werk en een hoofdredacteur die het in me zag, mocht ik ervoor blijven schrijven.
Na vijf jaar kwam ik terug, en begon als docent. Niet veel later verhuisden we naar de Uithof, als onderdeel van de Hogeschool van Utrecht (die zich weer wat later na een briljante ingeving die ongetwijfeld vorstelijk werd betaald, omdoopte tot, ja, ja, daar komt-ie: Hogeschool Utrecht). Voortaan woonden we binnen de FCJ samen met Satan: de communicatieprofessionals. Of, zoals we ze in de goeie ouwe tijd noemden: voorlichters-en-andere-betaalde-leugenaars.
Ergens in die tijd – niet de gouwe ouwe maar de brave nieuwe – moet het zijn gebeurd. Op al het briefpapier verscheen een ‘HU’-logo. Financiële administraties, technische help-desks en roosteraars kwamen op gepaste afstand te zitten en raakten lastig te bereiken. Pauzes tussen lessen werden afgeschaft omdat het niet langer efficiënt werd gevonden als een lokaal een kwartier leeg stond. En ik leerde geheel nieuwe woorden kennen als ‘studentgerichtheid’, ‘activiteiten uitrollen’, en ‘naar boven escaleren’.
De school werd een fabriek. Een filiaal waar iets met journalistiek werd gedaan van een filiaal dat iets met communicatie deed van een filiaal dat iets met onderwijs had. Maar op mijn flexibele werkplek is er nog steeds het rotsvaste gevoel dat ik thuis ben. Mijn school is geen blokkendoos of labyrint. Ze leeft ook niet louter voort als herinnering. Het Schooltje voor Journalistiekje bestaat zolang er met liefde wordt lesgegeven en van journalistiek wordt gedroomd. Er is sinds die open dag heel veel veranderd. En toch ook weer helemaal niets.
In print verschenen in Trajectum, maart 2013