Onlangs verscheen op de site University World News een artikel met de prikkelende kop: ‘The quiet campus – Where has the dissent gone?’. Hierin vraagt de Canadese academicus Ken Coates zich af waarom de universiteiten in zijn land zich zo afzijdig opstellen van politieke issues en maatschappelijk protest. En hij besluit: “It is more than nostalgia that brings one to yearn for days of activism and protest; it is, instead, the realisation that the ideas, talent, energy and resources of the academic could and should be used to change our country and our world for the better.”
Ik ontving deze onvervalste oproep tot academisch engagement via de mailinglist voor filosofen, FILOS-NL. De reacties waren schaars, maar niettemin gevarieerd. De een reageerde uitgebreid en vinnig, met als bottom line: “De Universiteit is een instituut voor opleiding en onderzoek, en niet een broeinest voorpolitiek activisme. (…)Wat wil je nou precies? Politiek activisme? Tegen wat? Voor wat? En waarom in een instituut voor onderzoek en onderwijs? Zijn daar geen andere ‘gremia’ voor in onze maatschappij? En zijn die daarvoor niet beter geschikt? Wel eens van ‘politieke partijen’ gehoord?” De volgende antwoordde met een retorische vraag: “(…) sinds wanneer dient een kritische houding ook meteen een full-blown alternatief te impliceren?” En een derde stelde vast vooral op rust en zakelijkheid gesteld te zijn en illustreerde daarmee wellicht onbedoeld precies het punt dat in het genoemde artikel werd aangekaart: “Beste mede-lijstleden, kan u uw discussies off-list houden?”
Nu ben ik de laatste die andermans rust wenst te verstoren, een debutant op FILOS-NL en nog maar een jaartje promovendus op een hogeschool die ook graag universiteit wil spelen. Maar ik vind de hier geschetste discussie zeker de moeite waard om een extra slinger te geven. Immers, zoals een andere universiteitsmedewerker in het geschetste polemiekje vaststelde: “ (…) het put up and shut up dat universiteiten ten aanzien van de politiek bedrijven is zelf al een politiek statement. We zeggen daarmee dat we meegaan met de status quo. Is het echt nodig om uit te leggen hoeveel schade dat aan de academische vrijheid heeft toegebracht en hoezeer dat een filosofisch relevant strijdpunt is?”
Het lijkt me zeker ook van toepassing op hogescholen, en het onderzoek en onderwijs die daar plaatsvinden. Nu is het laatste wat ik zou bepleiten een terugkeer naar het vaak sektarische en soms hysterische activisme dat ons onderwijs in de jaren zestig en zeventig domineerde. Althans wel in de overlevering: ik kan het zelf niet beamen aangezien ik begin jaren zeventig mijn tijd verdeelde tussen de kleuterschool, het voetbal op straat en de schouders van mijn vader, moeder of een van haar minnaars tijdens het soort demonstraties waar heel hard Nixon Molenaar werd geroepen.
Maar debat over de maatschappelijke rol van journalistiek en de politieke relevantie van onderwijs en onderzoek, hoort naar mijn mening op hogescholen en universiteiten absoluut thuis. Misschien niet te vaak in collegezaal of klaslokaal: daar hebben we het druk genoeg met het overdragen van kennis, oefenen van vaardigheden en scherpen van al dat andere wat studenten nog niet beseffen maar onmiskenbaar in zich dragen. Maar zeker wél in onze koffiekamers, tijdens onze digitale discussies en op de congressen en studiedagen waar we elkaar treffen. Hetgeen volgens mij in verscherpte mate geldt voor degenen onder ons die niet alleen voor de klas staan, maar ook onderzoek verrichten dat idealiter zowel de wetenschap als de rest van de maatschappij ten goede komt.
Laat ik nu net Max Weber’s monumentale Wetenschap als beroep aan het lezen zijn, met zijn even idealistische als sceptische kanttekeningen richting geëngageerde academici. Het interval voor mijn slotakkoord gun ik dan ook graag aan de oude meester, die het primair over docenten had maar het evenzeer over onderzoekers had kunnen hebben: “(…) de ware leraar zal het niet in zijn hoofd halen vanaf de hoogte van zijn katheder de toehoorder welke overtuiging dan ook op te dringen, het zij openlijk, hetzij via suggestie – want dat is natuurlijk de laaghartigste manier om ‘de feiten voor zich te laten spreken’.” En daar kan zowel een M&M’s slikkende frauderende professor het mee doen als de leraar die à la de sixties goeroe-activist tracht te zijn. Maar het laat onverlet dat politieke discussie maar al te zeer op zijn plaats is in ons onderwijs en onderzoek.