Tja, hoe gaat dat op vakantie… Je laat een week lang internet voor wat het is. Je ziet geen journaal en geen ‘101’ op teletekst, want waar je zit wordt het nieuws gepresenteerd door duizelingwekkende dames met dito decolleté. En geen ‘Hollandse’ krant te krijgen, daar in Italië. Totdat je die ene dag De Telegraaf ontdekt.
Met nieuws over Ingrid Visser en Lodewijk Severein, op dat moment al twee weken vermist in het Spaanse Murcia. Eén kolommetje verwijderd van een ‘Eindelijk, de zon!’, en even boven ‘Pinnen Ja Graag’, gaat het daar over een ‘Gruwelijke ontknoping’, ‘op beestachtige wijze vermoord na vermoedelijk een dagenlange gijzeling’ en ‘zwaar verminkte lichamen’.
Die Telegraaf koop je niet. Je zit niet te wachten op de krant van wakker Nederland, en al helemaal niet als die zulke gruwelporno bevat. Een hele vakantie lang echter komen de gedachten bij vlagen terug. Net zoals eerder de bekentenissen over de verkrachting van Marianne Vaatstra, en de beelden van de moord op de Britse militair Lee Rigby in Londen. Waarom doen mensen elkaar zulke dingen aan? Waarom berichten andere mensen – journalisten – daar zo uitbundig over, vol gruwelijke beelden? En waarom lezen weer andere mensen – jij, ik, ‘wij’ – dat allemaal?
Terug in Nederland maak ik twee keer een vreemd toeval mee. Je zou ook kunnen zeggen: een wrede grap, als deze term niet zo ongepast zou zijn in verhouding tot het leed dat ik zojuist heb geschetst. Thuis vind ik diezelfde Telegraaf die ik in Italië had laten liggen. En de Volkskrant van woensdag ontbreekt. Even overweeg ik deze na te bestellen. Dan lees ik in de wekelijkse rubriek van Volkskrant-ombudsvrouw Margreet Vermeulen dat juist die woensdagkrant een ‘in geuren en kleuren’ verhaal bevatte waarin de verslaggeefster sprak over ‘Barbarij in een kersenrode villa’. Volgens Vermeulen zou dit tot heftige reacties bij sommige lezers hebben geleid, en zelfs tot de periodieke verzuchting dat de Volkskrant opschuift richting de zojuist genoemde krant van wakker Nederland.
Ik heb dan al besloten dat ik over deze zaak wil schrijven. Maar mijn oorspronkelijke plan om te checken wat er die woensdag precies geschreven is, laat ik varen. Ik wil niet weten wat voor gruwelijks er precies met deze twee mensen gebeurd is, zelfs niet als ik daar een geldig (?) journalistiek of ‘wetenschappelijk’ excuus voor kan aandragen. Verkracht of vermoord worden is al erg genoeg. Waarom zou je zielloze lichaam vervolgens ook nog eens in de media tentoongesteld moeten worden (Rigby); waarom moet er worden verteld op welke wijze je verkracht bent (Vaatstra); waarom zouden we willen weten hoe je vermoord bent en wat er daarna met je lijf is gebeurd?
Daarnet gebruikte ik de term ‘porno’, en dat doe ik niet voor niets. Met seksproducties heeft de gruwelporno gemeen dat mensen tot objecten worden gemaakt om de lust van anderen te stimuleren. Bij porno in de gebruikelijke zin van het woord is dat seksuele begeerte; bij gruwelporno is het de fascinatie voor geweld en vernietiging die velen van ons koesteren maar weinigen van ons toegeven. Bij beide vormen van porno worden we voyeurs. Zolang het om écht entertainment gaat, is daar wellicht weinig mis mee. Ook ik vul hele avonden met het kijken naar moord, doodslag en opengesneden lijken, in series als CSI, Dexter of Silent Witness.
Het wordt dubieus als het om mensen gaat die écht verkracht of vermoord zijn. En al helemaal als we daar hoogdravende verhalen bij opvoeren als ‘de journalistieke plicht (…) op te schrijven dat de twee een gruwelijke dood zijn gestorven’ of ‘Visser en Severein zijn indirect slachtoffer geworden van de Spaanse vastgoedcrisis’ (in de woorden van de plaatsvervangend hoofdredacteur, opgevoerd door Vermeulen). Dan moet je De Telegraaf in elk geval nagegeven dat deze geen doekjes windt om zijn sensationalistische berichtgeving.
Mijn punt is niet dat media moeten zwijgen over gruwelen die nu eenmaal aan de lopende band plaatsvinden onder mensen. Maar een beetje zelfbeheersing is toch niet te veel gevraagd? Hetzelfde geldt voor de lezers, kijkers en luisteraars die we allemaal zijn. De column van Sylvain Ephimenco in Trouw afgelopen zaterdag was veelbetekenend. Voordat hij helemaal aan het eind van zijn stukje tot een ‘Rust in vrede’ kwam, schreef Ephimenco: “De details over de gruwelijke moord had ik, denk ik, achteraf niet willen lezen.” Let op het halfslachtige ‘denk ik’, en het veelbetekenende achteraf. Eerst lekker gruwelen, en je dan schuldbewust een goed mens tonen. Dat is twee keer prijs.
Een katern verder ging het in datzelfde Trouw over ‘Genieten van geweld’. Toeval weer. Want hier betrof het het fenomeen van misdaadromans en thrillers. Maar die zijn dus fictie. Houden zo.