Doet taal ertoe voor journalisten?

AI-gegenereerde afbeelding
AI-gegenereerde afbeelding

Onlangs bekeken we bij JLab een presentatie van de pop-up newsroom van de Krant van de Toekomst op de SvJ. Mooi initiatief, zie bijvoorbeeld deze producties tijdens de Marathon van Amsterdam of Internationale Vrouwendag. In drie oogopslagen zag ik echter ook twee taalfouten. Dat was wellicht toeval, al zal het ook te maken kunnen hebben gehad met het feit dat eindredactie geen deel vormde van het pop-up onderwijs.

De discussie die ontstond toen ik dit opmerkte, heeft me nog even niet losgelaten. Een collega stelde dat alleen hij en ik dat soort fouten opmerken. Een andere collega poneerde dat dit typisch een discussie voor oude mannen was. Waarop de eerste collega weer vertelde dat het ook niemand boeit als de enige nieuwsfoto van terroristen-op-weg-met-rugzak, technisch gezien een hele slechte foto is.

Op de fiets naar huis beving mij l’esprit de l’escalier. U begrijpt dat ik dit begrip nog even heb gecheckt, want het laatste wat je wilt in een pleidooi voor taal, is een taalfout. Wat ik bedoel: ik bedacht datgene wat ik in deze korte discussie had moeten zeggen, maar helaas pas achteraf begreep. En dat is dit: taal is geen overbodige luxe voor journalisten. Ze vormt een van hun belangrijkste instrumenten, misschien wel het belangrijkste. En dat verzorg je, ook en juist onder tijdsdruk en ten bate van improvisatie-onderwijs zoals de pop-up newsroom dat is.

Het valt me al langer op hoe zelden niet alleen aankomende journalisten op de SvJ hun taal nog beheersen, maar hoe ook in kranten en tijdschriften, op radio, tv en internet, wordt gesproken over ‘het land wat’, ‘de partij die vinden’ of ‘de media heeft’. Ik ben de eerste om toe te geven dat dit probleem in het niet valt bij het lot van de burgerbevolking in het belegerde Homs, de opwarming van de aardkloot, of – laten we het wat dichter bij huis houden – de gezondheid van je kind. Daarentegen kun je je ook afvragen wat alle echt belangrijke dingen ermee opschieten als je ook nog eens de woorden verwaarloost of martelt.

Maar in het geval van journalistiek, en journalistiek onderwijs, is het probleem nog een tikje ernstiger. Taal – met woorden of met beelden; en wie werkelijk met woorden raad weet, kan beelden oproepen –  taal dus is in elk geval voor mij een van de belangrijkste redenen geweest om ooit de journalistiek in te gaan. Ik hield van woorden, van het spel met woorden, van de vele betekenissen van woorden, van het ritme dat ze kunnen vormen en van de beelden die je ermee kunt creëren. Zo’n taal ken je op de eerste plaats, en verzorg en koester je vervolgens.

Degenen die mij te nonchalant zijn over taal, beweren dat andere dingen belangrijker zijn, daarmee suggererend dat wie zijn taal niet beheerst dat compenseert met andere vaardigheden. Mijn bange vermoeden daarentegen is dat wie zijn taal niet kent ook maar zelden zal uitblinken op andere vlakken. Die ene eerste foto daargelaten die zo uniek is dat we haar grofkorreligheid vergeven. Sterker nog. Wie onzorgvuldig is met taal, verdenk ik ook van onzorgvuldigheid met feiten en mensen. Stuk voor stuk zijn dit doodzondes in de journalistiek. Het is alsof een taxichauffeur zijn Mercedes afragt en zijn stad niet kent (helaas is allebei nogal eens het geval met reëel bestaande taxichauffeurs); of alsof een profvoetballer weigert te werken aan z’n conditie met het kreupele argument dat hij zo technisch is.

De jongens en meisjes die zeker in hun eerste jaren op de SvJ fouten maken, verwijt ik niet eens zoveel. Mij ergeren vooral docenten en eindredacteuren die taalfouten door de vingers zien. Wat daarvoor ook de reden is, ze deugt niet. Ofwel wie het beter zou moeten weten, doet dat zelf niet. Ofwel hem ontgaan het belang en de schoonheid van taal. Ofwel hij gebruikt tijdnood en primeurs moeten scoren als excuus. Wie echter op tijd taal leert beheersen, kan dat ook onder tijdsdruk laten zien.

Over voetbal en journalistiek gesproken. Volkskrant-verslaggever Willem Vissers zei het een maandje terug in Studio Voetbal aldus, terwijl hij over voetbal sprak en toch ook weer over journalistiek. “Het is gewoon een kwestie van kwaliteit. Als ik ‘Ik vind’ met ‘dt’ in de krant schrijf, en ik doe dat één keer, dan zegt mijn chef ‘Ja, dat is slordig.’ Maar als ik dat tien keer doe, dan zegt mijn chef ‘Jij weet niet hoe je dat moet schrijven.'” Met andere woorden: ‘slordig’ schrijven, verraadt tekortschietend denken. Dat had ik nou moeten zeggen, in die discussie. En gaat u nu vooral op zoek naar de taalfouten in dit stukje.

 

 

 

 

MEER OVER

Over Journalismlab

Onderzoek in de context van de digitale wereld

Het lectoraat Kwaliteitsjournalistiek in Digitale Transitie (JournalismLab) doet aan de hand van diverse thema’s praktijkgericht onderzoek. Hierbij kijken we naar de wederkerigheid tussen drie journalistieke processen: productie, inhoud en effect.

Deel dit artikel:

Lees meer

Thema's

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Wil je op de hoogte blijven van Journalismlab en alle ontwikkelingen schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief.