Aldus de titel van mijn promotieonderzoek. Vanaf eind augustus ga ik onderzoek doen naar de relatie tussen politieke journalisten en politieke leiders in Nederland. Uitgangspunt is een ambitie die wellicht enigszins afgestoft dient te worden. Al is het alleen maar omdat nogal wat journalisten er niet meer zo graag aan worden herinnerd. Ik heb het over de journalistieke ambitie om de democratie te dienen. Of het nu is door burgers goed te informeren, verschillende opinies over het voetlicht te brengen, of politici als waakhond eens stevig in de kuiten te bijten.
De voorbije jaren hebben ook in Nederland nogal wat ontwikkelingen deze ambitie voor nieuwe uitdagingen gesteld. Denk aan de proliferatie van communicatieprofessionals in het algemeen en politieke marketeers en spindoctors meer in het bijzonder. De ‘personalisering’ van de politiek waarin zeker op tv de nadruk is komen te liggen bij ongrijpbare zaken als ‘uitstraling’ en de ‘X-factor’. De ‘tabloidisering’ van de journalistiek met steeds meer aandacht voor entertainment, sensatie en drama, onder aanvoering van programma’s als PowNews, Pauw & Witteman en De Wereld Draait Door. Populisme in de politiek en wellicht ook populisme in de media, met een keuze voor ‘de straat’ tegenover ‘de staat’. Tot slot digitale media die de communicatie zodanig hebben gedemocratiseerd (?) dat kiezers en leiders tegenwoordig vaak direct met elkaar spreken, zonder tussenkomst van journalisten.
Mijn vraag is – gegeven al deze ontwikkelingen – wat politieke journalisten in Nederland kunnen doen om de democratie van dienst te zijn. Onverminderd, en misschien zelfs nog wel sterker dan ooit tevoren. Ik geef toe: dit is een idealistisch geïnspireerde vraag. Ik wil haar echter op wetenschappelijke wijze beantwoorden, daar is het een promotie voor. Ik zal de komende jaren dus literatuurstudie doen naar het wezen van leiderschap, naar idealen van democratie, en naar de hier net geschetste ontwikkelingen in het krachtenveld van journalistiek en politiek. Ik zal via casestudies ook de berichtgeving van politieke journalisten analyseren; en vervolgens door interviews met henzelf in kaart trachten te brengen hoe ze tot deze berichtgeving kwamen. Ondanks of dankzij hun idealen. Tot slot zal ik dan tot een normatieve theorie komen over hoe politieke journalisten politieke leiders zouden kunnen – of ‘moeten’ – benaderen. Niet vanuit de wetenschappelijke ivoren toren, maar met begrip voor de dagelijkse praktijk van journalisten. En met concrete aanbevelingen op grond van best practices die ik heb aangetroffen in Nederland of elders. Aan de slag!