Vandaag even geen juwelendieven, Syriëgangers en andere rotte appels, maar een Marokkaans-Nederlandse politicus van wie we wat kunnen leren. Omdat hij de problemen aanpakt waar Wilders vooral over praat. Omdat hij net zo hard is voor moslimhaters als voor hatende moslims. En vooral omdat Ahmed Marcouch niet alleen mediageniek is, maar ook kritisch over diezelfde media die hem in de spotlights zetten.
Gisteren verscheen op The Post Online al weer de 29e aflevering van de interessante longread ‘Ahmed Marcouch, een politieke biografie’. Een Marokkaan en de media via vijf fragmenten. Met dank aan en hulde voor auteur Paul Andersson Toussaint, die het allemaal optekende. En voor The Post Online, dat het publiceerde.
1. ‘Door de publiciteit en aandacht van de pers kreeg ik geld en steun om de slechte scholen te verbeteren. Als je een boodschap wilt brengen heb je een medium nodig om in de huiskamers te komen. Zonder de media word je niet gehoord, zo simpel is het.’
2. “Het is ook heel belangrijk om te laten weten dat je oog hebt voor de problemen van bepaalde groepen burgers, want veel burgers denken vaak terecht dat politici heel ver van hun werkelijkheid afstaan. Ze denken: ‘Politici zien niet wat ik meemaak.’ Ik zie dat wel en laat ook merken dat ik het zie.”
3. “Op 4 oktober 2008 vierde hij bijvoorbeeld demonstratief het Suikerfeest met een grote groep moslimhomo’s in het COC. Zowel Eén Vandaag als de krant Spits maakten een reportage over het bezoek. Een jaar later, eind september 2009, vierde hij opnieuw het einde van de ramadan met moslimhomo’s in een homocafé in de Reguliersdwarsstraat, waar veel homocafé’s geconcentreerd zijn. Bij die gelegenheid vergezelde één van de Marokkaanse raadsleden hem, die eerder tegen de homonota stemde. Ook dat feest werd gevolgd en verslagen door veel media, cameraploegen en schrijvende journalisten. De volgende dag kwamen er dertig boze Marokkaanse mannen naar het stadsdeelkantoor om hun verontwaardiging te uiten. ‘Kijk dat is het effect van de media,’ vertelde Marcouch, ‘Daarom helpt het. Je bent niet afhankelijk van die kunstmatige debatjes met gelijkgestemden, waar je altijd weer dezelfde mensen ziet. Nu kom je op een heel directe manier binnen bij de groep waar het om gaat. Dat wil niet zeggen, dat die boze Marokkanen ineens allemaal anders gaan denken, maar ze praten er wel voor het eerst over, ook thuis. Je maakt bovendien die ontkenning van die werkelijkheid zichtbaar, maar een deel overtuig je wel degelijk. Een derde van die mannen zei na dat gesprek: ‘Inderdaad waar hebben we het nou over? In Casablanca sterft het van de nichten.'” (Lees het hele hoofdstuk “Moslimhomo’s bestaan niet“).
4. “Voormalig PvdA-voorzitter, columnist, televisiecommentator en programmamaker Felix Rottenberg, vindt de manier waarop Marcouch met de media samenwerkte en daar doelbewust gebruik van maakte, ook een opvallend karakteristiek van Marcouch’ bestuursstijl. ‘Via de media veroverde Marcouch zijn eigen plek en identiteit in het publieke debat,’ constateerde Rottenberg, ‘Door die onafhankelijke positie die je via de media schept, word je ook een factor in de partij, waardoor je ook weer een factor in de media blijft. Als je daar intelligent mee omgaat, zoals Marcouch, kun je steeds je eigen positie versterken.’
‘De stijl van Marcouch was heel verfrissend,’ zei Rottenberg, ‘Maar die typische partijmensen vinden het echt enorm bedreigend als iemand via de media de partij toespreekt en daarmee communiceert. Zij vinden dat zo vreselijk, omdat zij zo’n man niet meer aan hun censuur en discipline kunnen onderwerpen. Daardoor wordt hij ongrijpbaar en dat willen ze helemaal niet in zo’n partij. Dat druist heel erg in tegen het typische autoritaire DNA en het loyaliteits-DNA van de PvdA. De gemiddelde klassieke partijbureaucraat is gewend dat een nieuw idee met een notitie wordt aangekondigd in een fractie- of raadsvergadering. Maar als Marcouch met een initiatief komt, staat het meteen op pagina 2 of 3 of zelfs op de voorpagina van de Volkskrant.'” (uit deel 30 van de biografie, die vandaag verschijnt op The Post Online).
5. “Ik zou graag willen bepleiten dat journalisten van hun hoofdredactie meer tijd kregen om flink in het onderwerp te duiken. Ik heb bijvoorbeeld moslimouders in mijn stadsdeel op de wettelijke mogelijkheid gewezen om op openbare scholen godsdienstonderwijs te krijgen. Dat betreft les buiten de reguliere schooltijd, op vrijwillige basis waarbij de ouders zelf het initiatief moeten nemen. Op honderden scholen in Nederland gebeurt dit al tientallen jaren, alleen gaat het dan meestal om Bijbellessen. In Slotervaart heb je openbare basisscholen met een leerlingenpopulatie, die in meerderheid of al volledig islamitisch is. Ik heb dat voorstel gedaan, zodat die ouders een alternatief kregen voor de kwalijke koranschooltjes waar een deel van de kinderen nu heen gaat in het weekend. Maar door de manier waarop een deel van de media en vooral de columnisten daarover schreven, werd het een totaal ander verhaal. Het werd: ‘Marcouch wil het openbaar onderwijs islamiseren.’ Er werd bijvoorbeeld niet uitgelegd dat je als stadsdeelvoorzitter helemaal niets over het onderwijs te zeggen hebt en dat dus helemaal niet kan. Ik werd ervan beschuldigd dat ik de scheiding tussen kerk en staat wilde aantasten en ik was eigenlijk een wolf in schaapskleren. Ik merk dat veel journalisten zich vaak totaal niet verdiepen in complexe maatschappelijke onderwerpen. Als je weet wat er allemaal komt kijken bij de bestrijding van overlastgroepen en criminaliteit! Die complexe werkelijkheid kun je niet vangen in een compacte krantenkop. Daarvoor moet je echt een paar jaar meelopen en de ontwikkelingen volgen. Daar krijgen journalisten in de praktijk veel te weinig tijd voor.” (uit een interview door Paul Andersson Toussaint, voor de VARA-gids).