Sinds zondag is de wereld een nieuwe celebrity rijker. Tot dan toe kenden slechts zijn familie, vrienden en naaste collega’s Edward Snowden. Dat was ook de bedoeling. Snowden – 29 jaar – werkte eerst undercover voor de CIA, en toen voor de particuliere firma Booz Allen Hamilton. Daar ontdekte hij dat de Amerikaanse veiligheidsdiensten FBI en NSA met het ‘PRISM’-programma uitvoerig informatie aftappen van de belangrijkste internetbedrijven ter wereld, waaronder Google, Facebook en YouTube. Snowden lekte deze informatie naar The Washington Post en The Guardian. Aan deze laatste krant onthulde hij zondag zijn identiteit. “Ik wil niet in een maatschappij leven die dit soort dingen doet,” verklaarde hij in een video-interview vanuit Hongkong, waar hij naartoe gevlucht is.
Het resultaat: een uiterst relevant debat over de vraag hoe je balanceert tussen veiligheid en vrijheid. Een debat dat niet alleen woedt in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar ook in Nederland. Tijdens het wekelijkse vragenuurtje in de Tweede Kamer deed minister Opstelten hier het zwijgen toe over de vraag of Nederlandse inlichtingendiensten gebruik maken van de PRISM-informatie. Volgens De Telegraaf van diezelfde dag bespiedt ook de AIVD internetters via PRISM. Enkele uren later meldde De Telegraaf nieuws van een geheel andere orde: ‘Vriendin klokkenluider is sexy paaldanseres’.
Dat zou nog een fait divers genoemd kunnen worden. De voorbije week is echter een discussie losgebarsten over de persoon Snowden waarin zijn hele levenswandel aan bod kwam om aan te tonen dat hij een onvervaarde idealist dan wel onverbeterlijke narcist is. In de respectabele New York Times spande columnist David Brooks maandag de kroon. Onder de titel ‘The Solitary Leaker’ therapeutiseert Brooks Snowden als ultieme eenling en typische twintiger, verdwaald in technologie ergens in het niemandsland tussen kindertijd en volwassenheid. Verdere bewijslast: de onthulling dat de klokkenluider zijn moeder al jaren niet bezocht heeft en ooit geen praatje wenste aan te knopen met een aardige buurman.
Als we dan toch maatschappelijke trends willen waarnemen en aan het psychologiseren slaan: het lijkt erop dat veel journalisten en columnisten maatschappelijke debatten pas interessant vinden als ze onder de huid en in het hoofd van mensen kunnen kruipen, en als ze daar bij voorkeur zware morele oordelen aan kunnen verbinden. Paradoxaal genoeg geldt dit ook wanneer er wel degelijk een poging wordt ondernomen om een wezenlijke discussie aan te gaan. Zo waren de divan van de psychiater en de kansel van de dominee weer nadrukkelijk aanwezig in het betoog van Lars Anderson in de Volkskrant dinsdag, waarin hij de morele verontwaardiging over de Amerikaanse afluisterpraktijken hypocriet noemt.
Human interest and entertainment are here to stay. Hand in hand met het moraliseren dat altijd al populair was. Ook als het om discussies gaat die misschien beter gediend zijn met institutionele analyses en rationele argumenten. Maar de verlosser annex verrader van de week zei het zelf al in z’n interview met The Guardian: “Ik weet dat de media graag politieke debatten personaliseren, en ik weet dat de regering me zal demoniseren.”