De beste journalisten werken vaak niet volgens de regels van het vak, want ze doen niet wat moet, maar wat aanspreekt. Ze vertellen hun verhaal net iets anders dan je zou verwachten. Maar in hun afwijkend gedrag lijken ze wel op elkaar. Ze passen regels toe die nog niemand had bedacht en die ze zelf nog niet als regel zien. Een van de mooie taken van journalistiek onderzoek is om die nieuwe regels expliciet te maken.
Karin Wahl-Jorgensen bestudeerde de verhalen van Pulitzer prijswinnaars tussen 1995 en 2011 en ontdekte dat deze top-journalisten een herkenbare strategie volgen om emoties in hun verhalen te verwerken.
Hoe doen ze dat?
Reactie oproepen
Een goede journalist vertelt niet alleen de waarheid, maar vooral een verhaal dat er toe doet. Een verhaal dat de aandacht vestigt op sociale problemen door emotionele reacties op te roepen bij het publiek. De emotionele reacties krijg je door te laten zien wat bronnen doormaken die betrokken zijn bij belangrijke gebeurtenissen. Via de getoonde emoties is het publiek in staat te voelen wat de grote nieuwsgebeurtenissen betekenen
Anekdotische lead
De Pulitzer prijswinnaars spreken over de emoties van hun bronnen, door het gebruik van anekdotische leads en een persoonlijke manier van vertellen. Dat doen ze niet alleen door emotionele woorden te gebruiken zoals ‘angstig’, gelukkig, of ‘bezorgd’, maar ook door gedetailleerde beschrijvingen te geven, en herhalingen te gebruiken.
Geloofwaardig
Als lezer wil je natuurlijk weten of de beschreven emoties niet alleen een verzinsel van de journalist zijn. Uit het onderzoek van Wahl-Jorgensen komt, vreemd genoeg, naar voren dat journalisten de genoemde emoties zelden ondersteunen met citaten. Kennelijk hebben ze hun geloofwaardigheid als verteller op andere manieren waar gemaakt. Hoe dat werkt vertelt het onderzoek niet. Er blijft gelukkig nog genoeg te onderzoeken als het gaat om onverwachte kwaliteit in de journalistiek.
Karin Wahl-Jorgensen. The strategic ritual of emotionality: a case study of Pulitzer-winning articles. Journalism January 2013 vol. 14 no. 1 129-145