Subjectiviteit is de nieuwe objectiviteit in verhalende journalistiek

AI-gegenereerde afbeelding
AI-gegenereerde afbeelding

Tussen 2006 en 2009 schrijft Arnon Grunberg regelmatig voor NRC Handelsblad over oorlog in Irak, Afghanistan en Libanon. Velen vinden het prachtig, maar er zijn ook mensen, waaronder Max Pam, die menen dat Grunberg in die verre oorden alleen naar zichzelf op zoek is en een loopje neemt met de werkelijkheid. In dezelfde tijd schrijft de Britse Midden-Oostencorrespondent Robert Fisk ook over die landen voor The Times en The Independent. Prachtige verhalen, maar ook bij zijn verhalen wordt getwijfeld aan de feitelijke juistheid. Beide schrijvers zijn openlijk subjectief. Zoals Grunberg er geen moeite mee heeft om op grond van een enkele gezichtsuitdrukking conclusies te trekken over de staat van de democratie, zo schroomt Fisk er niet voor om in zijn verhalen zijn afkeur te ventileren over de Amerikaanse en Britse inmenging.

Wat moeten we met die subjectiviteit? Is dit nog journalistiek, of moeten we anders over journalistiek leren oordelen? En hoe dan? Journalistieke vakbladen besteden de laatste tijd veel aandacht aan dit soort vragen, vooral als het gaat om de veronderstelde subjectiviteit van verhalende journalistiek. Het blad Journalism, publiceert binnenkort meerdere artikelen over dit soort vragen. Hieronder een poging de belangrijkste punten samen te vatten.

Contract met de lezer

In hun klassieker over de journalistieke methode The elements of journalism (2001) beweren Bill Kovach en Tom Rosenstiel dat een goed journalistiek verhaal om meer vraagt dan objectiviteit. Een waarachtig journalistiek verhaal berust volgens deze auteurs op een sociaal contract met de lezer waarin de journalist zo transparant mogelijk is over zijn of haar methoden en motieven.

Met die eis voor transparantie wordt er al gemorreld aan het klassieke objectiviteitsideaal dat meningen, motieven en persoonlijke emoties van de journalist het zicht op de werkelijkheid slechts vertroebelen. Wie transparant wil zijn, maakt zichzelf onvermijdelijk tot deel van zijn verhaal.

Maar waarover moet je precies transparant zijn? Waar is het contract met de lezer op gebaseerd als het vraagt om meer dan het toepassen van een objectieve methode? Volgens Philip Mitchell (The ethics of speech and thought representation in literary journalism) berust de verantwoordelijkheid van de journalist tegenover de lezer op drie pijlers: (1) bewustzijn van de verwachtingen en veronderstellingen van de lezer, (2) transparantie over de werkwijze, en (3) duidelijkheid over de manier waarop de woorden van de bron worden geïnterpreteerd.

Dit soort dingen hoeft de journalist niet expliciet uit te leggen, maar de lezer moet via de tekst wel een indruk krijgen hoe de journalist in zijn verhaal zit. Mitchell noemt zelf de Spaanse journalist Javier Cercas als iemand die dit goed doet door impliciet en expliciet duidelijk te maken hoe schimmig de ideeën kunnen zijn waarover hij bericht.

Maar het moet geen trucje worden om alles in twijfel te trekken. De lezer moet ervaren dat de journalist oprecht probeert te vatten wat hij waarneemt. De professionele journalist moet iemand zijn die je vertrouwen verdient, zegt Mitchell. Hij moet een geloofwaardige verteller zijn.

Geloofwaardige verteller

Wat maakt je een geloofwaardige verteller? Volgens Gillian Rennie (Making a prison narrative: Jonny Steinberg, the gangster and the reader) heeft dat vooral te maken met het “medeplichtig” maken van de lezer. Rennie illustreert dit door een analyse van het boek The Number van de Zuid-Afrikaanse journalist Jonny Steinberg dat gaat over het leven van een gangster in een Kaapse gevangenis. Steinberg plaats zijn verhaal in de context van de Waarheids- en Verzoeningscommissie waarin slachtoffers en daders met persoonlijke verhalen invulling gaven aan de waarheid over de apartheid. Ook Steinberg vertelt een persoonlijk verhaal. Hij vertelt hoe de gangster hem angst inboezemt maar ook ontwapent. Volgens Rennie maakt de gedeelde culturele context, en de gedeelde emotie Steinberg tot een betrouwbare verteller.

subj

Authentiek geluid

Maar emoties opdissen alleen maakt je als verteller nog niet betrouwbaar. Je stem moet ook authentiek klinken. Wat is daar dan weer voor nodig? Volgens John Tulloch (Ethics, trust and the first person in the narration of long-form journalism) vraagt dat er in de eerste plaats om dat je je werk serieus neemt. Laat maar zien wat het journalistieke handwerk is. Laat zien dat je probeert dat zo goed mogelijk te doen. Maak duidelijk waar je mee worstelt. Het ligt dan voor de hand dat je de ik-vorm gebruikt.

Het gebruik van de ik-vorm was lange tijd uit den boze. Zelfs Tom Wolfe, godfather van de literaire journalistiek, moest er niets van hebben. Wie ‘ik’ gebruikt maakt het de lezer onmogelijk om zich te verplaatsen in de mensen waar het werkelijk om gaat. Tulloch bestrijdt dat. Het gebruik van de eerste persoon maakt het makkelijker voor de lezer om zich met de journalist te identificeren. Niet dat de persoon van de journalist zo belangrijk is, maar wel belangrijks is, is haar intentie om een verhaal te pakken te krijgen, om te begrijpen wat zich in de wereld voltrekt. De journalist die in de eerste persoon schrijft vervult plaatsvervangend de behoefte van de lezer de wereld te leren kennen.

Bemiddelende subjectiviteit

Die plaatsvervangende rol die de journalist vervult noemen Frank Harbers en Marcel Broersma (Between engagement and ironic ambiguity: Mediating subjectivity in narrative journalism) de “bemiddelende subjectiviteit” (mediating subjectivity) van de journalist. Het idee daarachter is dat de wereld alleen gekend kan worden door een kennend subject. Een mens dus. Door de onderzoekende mens, die de journalist is, in al zijn menselijkheid te tonen, kan de lezer het kenproces mee voltrekken, waardoor de lezer ervaart het kennen zelf te voltrekken. En als er iemand is die de lezer wel wil vertrouwen, dan is hij het zelf

Voor zo’n identificatie van de lezer met de journalist is het niet nodig dat journalist zich voordoet als een zelfde soort persoon als de lezer. Als de lezer zich maar kan verplaatsen in de menselijke kant van de journalist. Dus of je nu zo’n dubbelzinnig ironische toon aanslaat als Grunberg, of een stoer engagement ten toon spreidt als Fisk, dat maakt niet uit. Zolang het maar te volgen is en oprecht lijkt. De lezer leert de wereld kennen zoals Grunberg of Fisk hem ziet. En als de lezer Grunberg en Fisk leert kennen, dan kan hij vervolgens zijn eigen oordeel vellen.

Harbers en Broersma nemen in dit verband de term I-pistemology over van Liesbeth van Zoonen. Dat neologisme is afgeleid van epistemologie (kennisleer) en wil zeggen dat door het wantrouwen van autoriteiten mensen steeds meer geneigd zijn om authentieke kennis te waarderen. Kennis die van een Ik (I) komt.

Emotionele intelligentie

Maar je bent niet zomaar een Grunberg of een Fisk, of anders wel een Cercas of een Steinberg.  Een onbekende journalist die zijn wereldbeeld uitdraagt wordt al gauw pathetisch. Wat niet wil zeggen dat je als verhalend journalist geen emoties in je verhaal moet stoppen. Karin Wahl-Jorgensen (The strategic ritual of emotionality: A case study of Pulitzer Prize-winning articles) onderzocht hoe journalisten die zelf op de achtergrond blijven hun verhaal de nodige emotionele lading geven. Zij analyseerde daarvoor met een Pulitzer prijs bekroonde verhalen en ontdekte dat die verhalen hun kracht ontlenen aan de manier waarop ze via de emoties aandacht weten te vestigen op ingewikkelde sociale en politieke kwesties.

Hoe doen die journalisten dat? vraagt ze zich af. Opvallend identiek, is haar conclusie. Bijvoorbeeld door anekdotische leads en persoonlijke verhalen te gebruiken waarin mensen lucht geven aan hun gevoelens. Ze noemt de vaak identieke aanpak om emoties in het verhaal te verwerken “het strategisch ritueel van de emotie”.  Ze gebruikt die term naar analogie van het begrip  “strategisch ritueel van objectiviteit” dat Gaye Tuchman in 1972 introduceerde om aan te geven dat objectiviteit vaak niet meer is dan zeggen dat je je aan de regels houdt, Bijvoorbeeld door niet je eigen mening te geven, maar die te laten verwoorden door een van je bronnen.

Anders dan Tuchman gebruikt Jorgensen de term “strategisch ritueel” positief. Ze ziet het strategisch ritueel van de emotie als een weliswaar geaccepteerde, maar nog niet geëxpliciteerde methode om ruimte te geven aan emoties in journalistieke verhalen. Emotionele intelligentie van de journalist is daarvoor een eerste vereiste. Maar dat wordt als vaardigheid nog nauwelijks onderkend, laat staan dat het wordt onderwezen op de scholen voor journalistiek.

Terug naar de bron

Dat is wel eens anders geweest. In de vijfde eeuw voor Christus hield Aristoteles de tragedieschrijvers voor dat je het publiek alleen bereikt als je verhaal aansluit op zijn emoties. Susan Greenberg (The ethics of narrative: A return to the source.) pleit er dan ook voor om Retorica en Poetica van Aristoteles opnieuw te lezen als leidraad voor verhalende journalistiek. In de Retorica zet Aristoteles alle emoties op een rijtje en laat zien hoe je daar gebruik van kunt maken om je publiek te raken.

Is dat manipulatie? Welnee. Je moet alleen goed weten wat je doet als je een overtuigend verhaal wilt schrijven. Wat je wel en wat je niet noemt en hoe je dat het best kunt brengen. Voor Aristoteles stond de vorm nooit los van de inhoud. Schoonheid en emotie staan voor hem in dienst van de waarheid. Kom daar maar eens om op een school voor journalistiek. Daar zijn we dat allemaal vergeten. Greenberg vindt dat we hard moeten werken aan een poetica (stijlleer) van de verhalende journalistiek waarin plaats is voor stijl en emotie, maar altijd in dienst van de waarheid.

Als je dit allemaal zo op een rijtje zet, wordt duidelijk dat het gemopper op het begrip objectiviteit langzaam plaats maakt voor een constructief denken over subjectiviteit. Ook Max Pam doet dat. Hij eindigt zijn stuk, waarin hij Grunberg verwijt alleen naar zichzelf op zoek te zijn, met de constatering dat Grunberg op een ijzingwekkende manier weet te vertellen over een van zichzelf en haar familie vervreemde vrouw van 26 die Grunberg samen met haar vader ontmoet in een bakkerij van de gevangenis waar ze vast zit vanwege verdenking van het lidmaatschap van een bevrijdingsfront. “Het is dit verhaal waar ik, zelf vader van een 26-jarige dochter, niet van kon slapen” laat Pam zijn lezers weten. Met zo’n onverwachte wending naar zijn eigen emotie laat Pam ondubbelzinnig zien hoe via de persoonlijke emotie de buitenwereld keihard binnendringt.

Besproken artikelen

MEER OVER

Over Journalismlab

Onderzoek in de context van de digitale wereld

Het lectoraat Kwaliteitsjournalistiek in Digitale Transitie (JournalismLab) doet aan de hand van diverse thema’s praktijkgericht onderzoek. Hierbij kijken we naar de wederkerigheid tussen drie journalistieke processen: productie, inhoud en effect.

Deel dit artikel:

Lees meer

Thema's

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Wil je op de hoogte blijven van Journalismlab en alle ontwikkelingen schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief.