Het verhaal gaat al een tijdje. Er is ook al ’t een & ander over geschreven. Maar nu lijkt de beer toch echt los, in ieder geval publicitair: print is dood, leve print ofwel de revival van het gedrukte (Independent) magazine.
Een paar weken geleden, 15 april om precies te zijn, verscheen in Parijs een nieuw tijdschrift, getiteld L’Incroyable. Het gaat over één thema: adolescentie en bevat altijd een dossier over de tienerjaren van een bekend persoon. In dit geval is dat Juliette Gréco. Verder is het tijdschrift mooi gemaakt, vooral dat. Het is dan ook in handen van beeldend kunstenaar Clotilde Viannay. Zij ging voor de vormgeving te rade bij het hyperrealisme van de jaren veertig.
Ongeveer op hetzelfde moment verscheen in New York een tijdschrift dat zich aan net zo’n klein onderwerp wijdt: Banana Magazine, van buiten geel en van binnen wit ofwel een tijdschrift dat uitsluitend gaat over Aziaten die in de VS wonen. Ook hier is de vormgeving weer prachtig – en de prijs navenant (30 dollar, oplage 350 stuks). In Vice (zie hierna) stond er een stukje over dit tijdschrift. Daarin zeiden de makers dat ze zich vooral lieten inspireren door skate-bladeren.
L’Incroyable en Banana zijn slechts twee van de honderden, ik heb geen idee hoeveel, zogenoemde ‘Independent magazines’ die in afgelopen jaren verschenen zijn of op dit moment op de markt komen. Ze gaan over van alles & nog wat, veelal kleine onderwerpen. De bladen zien er stuk voor stuk prachtig uit, worden niet gepubliceerd door grote uitgevers, verschijnen in kleine oplagen, zijn relatief duur maar bovenal: ze zijn om vast te houden, te ruiken, op tafel te leggen, te bewaren, weg te geven, lief te hebben, te koesteren want, niet te vergeten: ze staan op papier, liefst dik, duur papier. Knuffelbare tijdschriften kortom, precies het tegenovergestelde van de gebruikelijke digitale derrie en de even-doorbladeren-en-dan-in-de-papierbak-schrijfsels waarvan de kiosken uitpuilen. Zo willen de Indies, zoals de Independent magazines in de kennersmond heten, juist niet zijn. Ze willen het tegenovergestelde: mooi zijn, sjiek, verzorgd en bedoeld om voor altijd te bewaren. Dit alles drukken de Indies het liefst uit in beelden. Prachtige, voor zich sprekende beelden.
Independent magazines hebben altijd bestaan. In de jaren rond de Eerste Wereldoorlog waren zij de belangrijkste wapens van de culturele avant-garde, in de jaren zestig van de twintigste eeuw werden ze geassocieerd met het alternatieve circuit en met de underground. Dit laatste woord verwijst naar een nog oudere en bredere betekenis die het begrip independent in dit verband heeft: van krantjes, blaadjes, pamfletten en andere druksels waarmee de makers in onvrije culturen tegen de (hoofd)stroom ingingen. Vaak werd die stroom bepaald door de politiek. Minder vaak was zij mentaal of cultureel. Meestal gingen de twee, macht en mentaliteit/cultuur, samen. Om die reden ook waren de Indies avant la lettre zelden in staat het tij te keren.
Dat ligt anders met de Indies van de afgelopen halve eeuw. Logisch. We leven in een vrije samenleving. Je mag zeggen, denken, schrijven, drukken wat je wilt. En niemand kan voorspellen wat vervolgens boven komt drijven. Helaas voor de Indies gaat succes veelal gepaard aan de eigen ondergang – als independent magazine wel te verstaan. Want als het goed gaat worden kleine bedrijven groot, komt er geld in het spel en verdwijnt de onafhankelijkheid.
Het is moeilijk te zeggen of dat de Indies van nu ook zal overkomen. In dat verband is het interessant het al genoemde (blad) Vice in de gaten te houden. Begonnen in 1994 als werkgelegenheidsproject in Montreal – een typische Indie dus, zou je zeggen – is Vice een aan de grote internationale mediasuccessen van dit moment. Het blad bestaat nog altijd maar speelt nauwelijks een rol. Vice is meegegaan met z’n tijd en is op dit moment vooral beeld, bewegend beeld. Daarmee wordt veel geld verdiend. Dat gebeurt niet met het blad. Het is van startpunt gedegradeerd tot bijproduct. Overigens nog altijd een fraai product. Maar geen Indie meer.
De huidige Indies zijn zover nog niet. Zij beginnen pas net. Maar aandacht krijgen ze wel – onder meer in een boek dat zojuist verscheen. De titel spreekt voor zich: Print is dead, long live print.
De huidige Indies zijn typerende producten van de huidige consumptiecultuur die tevens een visuele cultuur is: een cultuur van het vergapen. Je moet immers eerst kijken en dan nogmaals kijken alvorens eventueel te kopen. Hiermee gaan de huidige Indies slechts ten dele tegen de hoofdstroom in. Ze doen er ook aan mee, zij het anders: door niet de klemtoon op veel, snel, massa en goedkoop maar op weinig, langzaam, elite en duur te leggen. Wat een, letterlijk, revolutie!
Nederlandse Indies zijn er, voor zover ik kan zien, nog niet zo veel en als ze er zijn dan hebben ze om voor de hand liggende redenen (de markt is klein, het Nederlands taalgebied te klein) een internationale uitstraling. Vandaar dat het erotische magazine Extra (Nouveau Magazine Erotique), Monu (over stad en stadcultuur), de tijdschriften van het Amsterdam Fashion Institute en het creatieve Works That Work in het Engels uitgegeven worden en dus niet of nauwelijks als Nederlands te herkennen zijn. Dat willen de Indies overigens ook niet. Want ze zijn niet alleen producten van een visuele consumptiecultuur, ze zijn ook producten van een geglobaliseerde wereld. In die wereld zoeken zij vervolgens hun eigen hoekje, hun thuis, hun niche.
Meer weten? Kijk onder meer bij:
- The Guardian van 10 april 2014
- Een artikel in Vogue van 26 sept. 2014
- The Telegraph van 22 maart 2015
- het blog + overzicht van Stackmagazines
- het blog van het Amsterdamse Athenaeum Nieuwscentrum
- Een wetenschappelijk artikel van Alyssa Townsend in het Journal of Magazine & New Media Research 1 Vol. 15, No. 1 • Spring 2014
- Een Pinterestje van mijn hand, in ontwikkeling
- Artikel ·
Paper Educating for a changing media landscape en promotieonderzoek
Vorige week verscheen in Journalism Studies een paper naar aanleiding van het onderzoek naar toekomstscenario’s voor journalistiekonderwijs dat…