Hij staat wat schuchter voor het oplopend collegezaaltje 1.04 van het PC Hoofthuis in Amsterdam. Hij kan wel iets over de structuur van journalistieke verhalen zeggen, of iets over de stijl, zegt hij. Maar hij heeft er geen zin in. Dat is duidelijk. Het weet wel een goed boek: The art and craft of feature writing van William Blundell. Moet je vooral lezen. Maar hij lijkt er niet veel mee op te hebben. Behalve dat hij het grappig vindt dat Blundell zegt dat je over honden met lang haar moet schrijven als je veel lezers wilt trekken.
Alan Cullison heet hij en hij is correspondent in Moskou voor de Wall Street Journal. Hij mag hier de eerste Gerard van Westerloolezing geven. Vernoemd naar de vorig jaar overleden journalist van de iconische verhalen en over trambestuurders, campingangers en pontforensen.
De huidige hoofdredacteur van Vrij Nederland, Frits van Exter heeft net een stukje voorgelezen van een reportage van Van Westerloo over “de burgemeester van de Bijlmer” Hannah Belliot. Wat een stilist was die Westerloo.
En dan is nu de beurt aan Cullison. Hij heeft wel wat van Westerloo gelezen, zegt hij. Met hulp van google translate. Hij haalde er wel uit dat Westerloo geïnteresseerd was in mensen.
Wat doet die Collison hier? Hij heeft prachtige verhalen geschreven. Dat wel. Over de harde schijf van een computer van Al Qaida die hij te pakken kreeg met brieven van Bin Laden en andere terroristen. En over de bommengooiers van Bosten die hij persoonlijk kende. Maar zoals hij hier staat te schutteren is geen eerbetoon aan Van Westerloo. Hij vertelt geen verhaal. Niets over stijl en structuur. Wat heeft hij te melden?
Hemmingway
“Al dat gepraat over structuur, vergeet het maar,” zegt Collison. “Om goed te kunnen schrijven moet je weten wat je raakt. Wie je bent bepaalt de kwaliteit van je verhaal. Dat maakt het misschien een beetje ongemakkelijk persoonlijk, maar het is niet anders.”
Hij vertelt iets over zijn gescheiden ouders en zijn schizofrene moeder. Maar dat blijkt toch niet de bron van zijn journalistieke carrière. Die komt ergens anders vandaan. Van zijn obsessie voor lezen, vooral de klassieke literatuur. Hij noemt Homerus, Herodotus, Xenofon, Tolstoj en Techow. Maar ook Scott Fitzgerald, Faulkner en Orwell. En het waren vooral de gedichten van Lord Byron die hem het verlangen gaven erop uit te trekken. Want grote literatuur vormt je niet alleen als schrijver, maar vooral als mens. Literatuur houdt je mogelijke levens voor. Door Orwell en Hemmingway te lezen, is hij verslaggever van de Afghaanse oorlog geworden, zegt hij, en leefde hij twee maanden met de Mujahideen.
Naast het lezen was er nog iets anders dat hem vormde: de bereidheid om risico’s te nemen. Alleen door dingen te doen die niemand anders doet, kom je met interessante verhalen. Zo schreef hij verhalen over het gevangeniswezen na jaren met gevangenen te hebben opgetrokken. “Ik hou er niet van als een redacteur mij een opdracht voor een verhaal geeft. Ik wil zo leven dat ik zelf met die verhalen kom.”
Dat brengt hem op het laatste punt dat hem als verhalend journalist heeft gevormd, zijn rebelse instelling.
Met dat alles is hij nu de journalist van het terrorisme geworden, zoals hij dat zelf noemt. Hij toont foto’s van Tsjetsjeense rebellen die leiding geven aan jihadistische strijders. “Dan begrijp je waarom Rusland Ashad steunt,” zegt hij. Hij heeft er net een verhaal over geschreven en opgestuurd naar zijn krant.
Gerard van Westerloo waardig.