Goede journalistiek vertelt je wat er in de wereld gebeurt. Tot zover het keukentegeltje. Lang niet altijd gebeurt dat met een kort en zakelijk krantenbericht of met een itempje van twee minuten in het Journaal. Sterker nog: vaak leveren zulke traditionele vormen van nieuwsgaring halve waarheidjes en dus leugens op. Je zou kunnen stellen, met een variant op lies, damned lies and statistics, dat er leugens, verdomde leugens en – iets nog veel erger dan dat – nieuwsberichten zijn.
Wie denkt dat-ie bijvoorbeeld weet wat er in het grootste moslimland ter wereld Indonesië gebeurt door ‘het nieuws’ te volgen, komt bedrogen uit. Anno 1965 vond er een staatsgreep van generaals plaats tegen de toenmalige president Soekarno. Dat was dan het nieuws. Anno 1998 kregen we mee dat de couppleger van 1965 – Soeharto – zelf moest aftreden. Opnieuw: headlines. Erna: de bomaanslag op een Balinese discotheek (Westerlingen als slachtoffer!) in 2002, de Tsunami van 2004 (nog meer Westerlingen als slachtoffer!), en zo nu en dan een economisch groeicijfer dat er mag wezen. Of juist weer niet.
Dat er na de coup van 1965 een enorme moordpartij plaatsvond onder al dan niet vermeende communisten, weten maar weinigen. Naar schatting 500.000 tot een miljoen Indonesiërs werden afgeslacht: dat de schattingen variëren komt natuurlijk doordat moordenaars maar zelden een ordelijke administratie bijhouden van hun doen en laten. Dat nog eens honderdduizenden Indonesiërs jarenlang zonder vorm van proces werden gevangengezet en zowel hun baan als hun burgerrechten verloren, is ook nooit echt in ‘ons’ nieuws geweest. Evenmin in dat van Indonesië, om even trieste als begrijpelijke redenen.
Nu is daar dan een weergaloze documentaire, ‘The Act of Killing’ van de Amerikaanse filmmaker Joshua Oppenheimer. Oppenheimer kiest er nu eens niet voor om de slachtoffers aan het woord te laten, of de gebeurtenissen historisch verantwoord te reconstrueren: hij laat de daders aan het woord, en dat een volle – martelende – twee uur lang. Overigens begon hij anno 2005 (!) wel degelijk met de slachtoffers. Toen echter bleek dat dezen ook veertig jaar na dato maar zelden durfden te praten, verlegde Oppenheimer zijn aandacht naar de daders. Die spraken maar al te graag.
Het levert een hallucinerend journalistiek product op, waarbij de titel van de documentaire zoals zo vaak bij journalisten, muzikanten en schrijvers een dubbele betekenis heeft: het gaat niet alleen om de daad van het doden, maar ook om het naspelen ervan. De moordenaars van toen blijken gaarne bereid nog eens voor te doen hoe ze dat destijds deden: mensen ondervragen, martelen en op de meest gruwelijke wijze vermoorden.
Tegelijk blijkt uit de film hoezeer de misdaden van toen verbonden zijn met het Indonesië van nu. Niet alleen omdat de misdadigers nog altijd hun slachtoffers intimideren, evenals wie het voor die slachtoffers durft op te nemen. Maar ook omdat de huidige machthebbers komen opdraven voor bijeenkomsten van de paramilitaire bendes waarin de moordenaars een ereplaats hebben gekregen. Een gouverneur, een minister, de vicepresident: ze hebben geen schroom om de mannen die zij liefkozend als gangsters betitelen te prijzen, en aan te moedigen. Wat je hier ziet, is het Fascisme 3.0: niet in Europa waar je het misschien verwacht, maar middenin de Gordel van Smaragd.
Vanuit een journalistiek oogpunt is de rol van Indonesische ‘journalisten’ interessant. Primair wegens hun voortdurende stilzwijgen dat simpelweg de op amnesie gerichte geschiedenisboekjes in het land voorziet van een passend vervolg. Maar ook vanwege hun historische rol, waarbij bijvoorbeeld een voorname hoofdredacteur er prat op gaat dat hij destijds dodenlijsten aanleverde en zelf mensen liet vermoorden. Of neem het bizarre tv-programma waarin het Indonesische equivalent van het domme blondje de beulen en hun handlangers in het programma haalt, hen giechelend onderhoudt over het duo moorden & martelen, terwijl het publiek gevormd door paramilitairen klapt en joelt wanneer een van de studiogasten vertelt dat ook vandaag nog iedere criticus een kopje kleiner zal worden gemaakt. Het wordt allemaal nog surrealistischer wanneer je in ogenschouw neemt dat de moordenaar die centraal staat in de documentaire een opvallende gelijkenis vertoont met Nelson Mandela (hetgeen al door Bor Beekman in de Volkskrant werd opgemerkt); en zijn side kick vooral associaties opwerkt met een Annie-de-Rooij-on-Acid.
Tegelijk valt er zoals zo vaak bij gedeeltelijk in scène gezette documentaires een ethische kanttekening te maken bij de film. Ik heb deze overigens niet zelf verzonnen. Een vriend met wie ik gisteren de docu zag – journalist Bram Peeters – wees me hierop: wat te denken van de Indonesiërs die optreden als figuranten in de geënsceneerde moordpartijen in de film? Ongetwijfeld voor een habbekrats acteren zij mensen die als ‘communist’ door de werkelijke beulen van toen worden vermoord en mishandeld. Je ziet hoe ze daaronder lijden, ook al is het ditmaal slechts ‘spel’.
Was deze documentaire dat allemaal waard? Via deze vraag roept ze herinneringen op aan een andere even briljante als discutabele documentaire: Enjoy Poverty, waarin de Nederlander Renzo Martens anno 2009 in Congo alle mogelijke vormen van cynisme rond armoede tentoonstelde: dat van journalisten, van hulpverleners, en last but not least van Renzo Martens zelf. Maar dan wel met ‘dank’ aan plaatselijke figuranten, of dit nu uitgemergelde kindjes waren of jonge Congoleze nieuwsfotografen die door Martens eerst op sleeptouw werden genomen en daarna vierkant in beeld de laan uitgestuurd.
Dat gezegd zijnde, is The Act of Killing evenals Enjoy Poverty briljante journalistiek die officieel geen journalistiek mag heten: te subjectief, weet-je-wel. Een inkijkje in het absolute kwaad, verbeeld door even misdadige als tragikomische hoofdpersonen. Een bericht vanuit de niet fictieve maar werkelijk bestaande onderwereld, onvergelijkbaar veelzeggender dan het zoveelste ‘nieuwsfeit’ uit krant of journaal. Gaat dat zien.