Het was een uitstekende start van het derde seizoen ‘Medialogica‘, afgelopen woensdag: ‘The Usual Suspects‘. In gesprek met wetenschappers en journalisten reconstrueerden Frederick Mansell en Bregittha Nuyten de berichtgeving over Breiviks aanslagen van 22 juli 2011.
Ik heb wel eens anders geoordeeld over het programma, maar deze Argosproductie toonde feilloos aan hoe media uit de bocht kunnen vliegen als het er echt om gaat. Ofwel hoe de aanslag werd gevolgd door wat Jean-Pierre Geelen gisteren in de Volkskrant ‘een aanslag op de feiten’ noemde. Er is nog geen uur verstreken na Breiviks eerste terreurdaad (de bomaanslag bij het kantoor van de Noorse premier), of de eerste ‘expert in moslimterreur’ vertelt al op de Noorse televisie welke jihadisten er achter de aanslag kunnen zitten.
Hetzelfde gebeurt bij de Duitse ARD, bij Al Jazeera in Londen, op de Nederlandse TV, en bij de hooggeprezen BBC. Verslaggever Frank Gardner noemt als mogelijke motieven de Noorse aanwezigheid in Afghanistan en de Deense (sic) spotprenten van Mohammed: “Sommige jihadisten vegen alle Scandinavische landen op één hoop.” Waarna Gardner die 22e juli zegt: “Ik moet oppassen, want dit speculatie.”
Om er dan weer aan toe te voegen: “En volgens sommigen (sic) kan het te maken hebben met het onlangs bestempelen van een bepaalde activist als staatsvijand.” Gardner doelt niet op Breivik, op dat moment nog een grote onbekende, maar op een moslimfundamentalist. De verslaggever stelt: “Laten we afwachten wie de verantwoordelijkheid opeist.” Hetgeen hem er niet van weerhoudt om nog uren verder te speculeren.
Geconfronteerd met de beelden van bijna drie jaar geleden, blijkt Frank Gardner nog steeds in de ontkennings-fase te verkeren. “Het belangrijkste was dat we erachter kwamen wie dit deed. Wat was het motief? Niet alleen het aantal doden en wat er gebeurd was, maar waarom het gebeurde.” Let op de onvoltooid verleden tijd, die in het Engels nog nadrukkelijker blijkt (‘who was doing this’ en ‘why it was happening’). De gebeurtenissen waren nog gaande en deze journalist wilde al vertellen wat hun oorzaak – sterker nog: reden – was. Taken die je beter kan overlaten aan politie en justitie, of – als het om de ultieme motivatie gaat – aan filosofen, psychologen en psychiaters…
In Nederland gaat het destijds niet veel beter, zelfs niet als er heuse deskundigen aan het woord komen. Zo stelt Clingendaels eigen Bibi van Ginkel in EenVandaag dat ‘men’ ‘in eerste instantie’ ‘natuurlijk’ ‘altijd’ denkt aan Al Qaida. En zelfs als inmiddels vanuit Noorwegen is bevestigd dat een ‘lange blonde man’ een bloedbad heeft aangericht op het eiland Utoya en dat deze daad met de eerdere aanslag in Oslo te maken heeft, meldt het NOS-Journaal van acht uur dat ‘deskundigen in de richting van moslimextremisten wijzen’.
In de uitzending van Medialogica komt Joost Oranje, hoofdredacteur van Nieuwsuur, redelijk tot de kern als hij terugblikt: “Ik denk dit echt het grootste dilemma is van de journalistiek anno 2014: dat je dus aan de ene kant een enorme snelheid hebt van het nieuws, en ook een verwachting van het publiek dat er heel snel duidelijkheid is; aan de andere kant bij datzelfde publiek een bepaald vertrouwen in de media dat je vervolgens gaat schaden als je te snel bent en fouten maakt. Waardoor een volgende keer het publiek de hele media niet meer vertrouwt.”
Ik zei zojuist dat Oranje hier redelijk tot de kern kwam. Want het gaat om iets wezenlijkers: de vraag of je zo snel moet of wilt zijn met je nieuws. Of, hetzelfde anders gesteld: of je indien je zo snel informatie gaat verspreiden die eigenlijk niets meer dan speculatie is, nog wel nieuws maakt. De eigenlijke vraag is dus of je het geoorloofd vindt om te speculeren, ook als het publiek dat níet in de gaten krijgt en je er nooit op afrekent.
NRC-ombudsman Sjoerd de Jong, ook in de uitzending van Argos: “Wat je wel kan doen, als je nou gaat speculeren, als je gaat kijken ‘Wat zijn de mogelijke achtergronden hiervan?’, dat je het net dan zo breed mogelijk uitwerpt, en niet alleen kijkt naar islamitisch radicalisme.” Ja, dat is één mogelijkheid. Nog beter lijkt het me om als deskundige of journalist helemaal niet te speculeren. “Maar daar heeft het publiek niets aan,” zegt Gardner.
‘Wélk publiek?’ kun je je afvragen. Ongetwijfeld is er een publiek voor het nattevingerwerk van roddeltantes die zich als journalisten presenteren. Of, anders gezegd, voor doorgaans fatsoenlijke journalisten die plotsklaps in sensatiezoekers muteren. Daar staat tegenover dat er ook heel veel lezers, kijkers en luisteraars zijn die best het geduld hebben om te wachten tot er echt nieuws is: van het soort dat aan feiten alleen geïnformeerde oordelen toevoegt. Gelukkig bedient Medialogica precies dit publiek.