Net als op redacties gaat ook in het onderwijs de discussie vaak over betrokkenheid. Hoe krijg je je publiek mee, hoe zorg je ervoor dat ze betrokken zijn? Met het verschil dat in plaats van betrokken lezers, kijker of gebruikers de docenten graag betrokken en actieve studenten zien. In die zoektocht naar meer betrokkenheid wordt bovendien, net als op redacties, vaak gekeken naar de mogelijkheden die technologische middelen bieden, zoals online platforms, apps of andere digitale tools.
Over tools of het gebruik van Ipads en telefoons op school hebben veel mensen wel een mening. Noem het onderwerp op een borrel of verjaardag en je hebt gegarandeerd stof voor discussie. Voorstanders geloven in de ongekende mogelijkheden die apps en het internet in de klas bieden, tegenstanders denken dat dit soort zaken maar afleidt van de kerntaak van de docent. Vervolgens noemt iemand de ‘IPad-scholen’ van Maurice de Hond en je hebt de hele avond rumoer.
Journalistiek onderwijs
De discussie wordt volgens mij nog lastiger als je kijkt naar het gebruik van digitale tools en apparaten binnen journalistiek onderwijs. Op veel scholen is bijvoorbeeld de regel dat telefoons tijdens de les uitstaan. Maar wat doe je op een School voor Journalistiek waar studenten in een redactiesetting verhalen maken? Het is mij al meerdere keren overkomen dat studenten schuldbewust opkijken na het rinkelen van hun telefoon en zeggen ‘deze echt even te moeten opnemen omdat het gaat om een belangrijke bron die terugbelt’. (Het kan natuurlijk zijn dat ze deze truc onderling uitwisselen om mij op het verkeerde been te zetten.)
Ik hoef ook maar een onderwerp te benoemen in de les, of de meest leergierige studenten voeren al een online factcheck uit op de meest actuele feiten. Ja, is dat gewenst of niet? Het houdt mij in ieder geval als docent wel scherp en deze studenten zijn kennelijk op zo’n moment betrokken genoeg om het onderwerp verder uit te zoeken.
Tools voor journalisten
Bovendien werken ook steeds meer journalisten met digitale tools. Het werken met datatools, databases en visualisatietools is dus een manier zijn om onze studenten te leren het journalistieke werk te doen.
Los van dit soort journalistiekspecifieke toepassingen gebruik ik zelf online tools graag als activerende werkvorm in de klas. Zo doe doe ik geregeld Kahoot-kwissen in de les om te checken wat studenten van een onderwerp hebben begrepen. Elke student beantwoordt op snelheid een set vragen op zijn of haar mobieltje en aan het einde van de kwis zien studenten zich erg graag bovenaan het online klassement staan. De Kahootkwissen zijn populair in de klas. Ze staan garant voor veel opwinding in de les. Tegelijkertijd vraag ik me wel af of dit soort tools nu inderdaad helpen om ook op langere termijn mijn journalistiekstudenten te helpen in hun leerproces.
Met deze vraag in mijn achterhoofd keek ik dan ook uit naar de key-note van de Brit Marcus Leaning van de Universiteit van Winchester. Hij gaf de keynote op het Ecrea-congres rondom Journalistiek en Communicatie-onderwijs in Portugal. Onderwerp van zijn verhaal: ‘studentbetrokkenheid’ (engagement) door het gebruik van digitale tools in het onderwijs.
Lijstjes met online tools
Leaning begint zijn verhaal met de constatering dat er enorm veel ‘listicles’ op internet zijn gepubliceerd met digitale tools voor in het onderwijs. Er zijn zelfs nog meer van dat soort lijstjes als je zoekt op ‘toptools’. Tegelijkertijd ziet hij een hoop marketing rondom dit soort lijstjes en weet hij dat universiteiten en scholen er flink in investeren.
De Brit constateert dat vaak onduidelijk is wat er wordt bedoeld met meer betrokkenheid bij de student. Wat willen we dan zien? Willen we vooral dat de student betrokken is om zijn diploma te halen? Leaning bemoemt diverse niveaus. De studentbetrokkenheid kan zich bijvoorbeeld richten op een specifieke opdracht maar ook op de universiteit, of het universitaire leven. De vraag is.. als je als mediadocent (of stagebegeleider) meer betrokkenheid wil zien, over welk niveau heb je het dan?
Onderzoek naar tools
Een concreet antwoord vinden in onderzoek is voor docenten niet eenvoudig. Leaning ziet tekortkomingen in het onderzoek naar digitale tools binnen het onderwijs en in het nadenken over de inzetbaarheid daarvan. Vaak overheerst een vrij deterministisch beeld over het gebruik van technologie. En onbedoelde bij-effecten van digitale tools worden daarin volgens hem vaak genegeerd. Zo heeft meer online betrokkenheid van studenten vaak een flinke impact op het privéleven van docenten, het ‘24 hourism’ maar wordt dit niet altijd benoemd.
Dergelijk onderzoek helpt docenten daarom niet aan de antwoorden die ze nodig gebben. De Brit stelt voor om docenten en onderwijsontwerpers meer volgens een critical theory of technology-bril te laten kijken naar technologie in de klas. Daarin is de betrokkenheid zelf het uitgangspunt en de techniek een mogelijk middel om dat te bereiken. (Maar dat hoeft niet, want niet altijd is technologie het antwoord.)
Uitgaand van die kijk op technologie, noemt Leaning drie belangrijke vragen die mediadocenten en onderwijsontwerpers zich moeten stellen bij hun zoektocht naar meer betrokkenheid:
- Welke vorm van betrokkenheid willen we zien?
- Op welk niveau moet de betrokkenheid zich richten?
- Welke acties willen we zien bij de student? Willen we nieuw gedrag zien? Of willen we juist dat bepaalde gedragingen stoppen?
Welke tool?
Pas als de docent weet wat en waar de betrokkenheid moet gaan plaatsvinden kan het plan verder worden uitgewerkt en kan er worden gezocht naar apps, tools of platformen om de gewenste actie of interactie te faciliteren. Het willen zien van meer discussie binnen een klas vraagt immers om een ander middel dan bijvoorbeeld het klassikaal willen maken en delen van samenvattingen. ‘Begin met nadenken over de interactie die je wil zien, en niet met de tool’ aldus Leaning. Een advies dat wellicht ook interessant is voor journalistieke redacties die graag meer reacties van en betrokkenheid bij hun publiek willen zien.
Foto: Gert-Jan Peddemors