Voor mijn promotieonderzoek bestudeer ik interactieve multimediale verhalen zoals De Hartslag van Lehman Brothers, Het Verdwenen Groningen, Refugee Republic en De Industrie. Bij elk van deze verhalen heeft de gebruiker de mogelijkheid om zelf een pad te kiezen door het verhaal – gebruikers bepalen dus is zeker mate zelf hoe het verhaal op hun scherm verschijnt. Dit soort verhalen kunnen daardoor op verschillende manieren worden gelezen. Deze complexiteit maakt het lastig om de verhalen te analyseren aan de hand van bestaande methodes – want hoe kan je als onderzoeker die complexiteit meenemen? Immers is je eigen lezing ook maar één van de mogelijk paden door het verhaal?
Innovatieve journalistiek vraagt ook een innovatieve onderzoeksmethode. In deze blogpost wil ik jullie meenemen in mijn zoektocht naar een manier om complexiteit in journalistieke verhalen ‘onderzoekbaar’ te maken. Om deze zoektocht wat meer in context te plaatsen, leg ik eerst kort uit wat de vraagstelling is.
Vraagstelling
Aan de hand van de analyse van vier interactieve multimediale verhalen, onderzoek ik hoe verschillende vormen van agency het verhaal construeren. Binnen het narratief zijn drie actoren actief: de auteur, de gebruiker en de technologie. Alle drie hebben invloed op de manier waarop het verhaal op het scherm van de gebruiker verschijnt. De auteur maakt de productie, en daarmee de hele structuur waarbinnen de gebruiker keuzes kan maken. De gebruiker kiest, op basis van het aangeboden materiaal, een weg door het verhaal. De technologie is voor zowel de auteur, als voor de gebruiker, een actor die de mogelijkheden voor interactie mede-vormgeeft. De vraag is voor mij dan, hoe deze actoren samen het verhaal vormen?
Methode
Om tot een goed analyse-model te komen, ben ik begonnen bij de narratologie, en dan wel het formalisme – dat ervan uitgaat dat elk verhaal uit verschillende elementen is opgebouwd die los van de sociale en historische context van het verhaal onderzocht kunnen worden. In de basis maakt het formalisme een analytisch onderscheid tussen het verhaal – de chronologische ketting van gebeurtenissen – en het plot – de manier waarop het verhaal wordt verteld. De gebruiker maakt op basis van narratieve cues in het plot, een eigen constructie van het verhaal.
Het identificeren van deze narratieve cues, moet dan een belangrijk onderdeel zijn van een analyse – daarin vinden we immers de informatie op basis waarvan de gebruiker het verhaal tot zich neemt. Omdat de verhalen die ik onderzoek ook interactief zijn, moet er nog iets meer gebeuren – alleen de narratieve cues zijn onvoldoende om te analyseren hoe dat verhaal tot stand komt. Daarom heb ik ook interactieve cues in kaart gebracht. Denk hierbij aan een menu van een website, de legenda bij een kaart – eigenlijk alles wat aanklikbaar is in de interface. Maar soms kan een voice-over ook een interactieve cue bevatten, die legt dan bijvoorbeeld hoe de gebruiker door het verhaal kan navigeren. De narratieve en interactieve cues vormen samen de structuur, of architectuur, waar de gebruiker ‘doorheen kan lopen’ – en vraagt dus om een ruimtelijke benadering van deze verhalen.
Om te kunnen analyseren hoe die structuur en de narratieve en interactieve cues samenhangen, heb ik een visuele analyse gedaan. In plaatst van aantekeningen en beschrijvingen te maken terwijl ik het verhaal bestudeer, heb ik tekeningen gemaakt en post-its volgeschreven. Voor elk verhaal heb ik eerst de architectuur in kaart gebracht, daarna de spanning tussen auteur-gestuurde onderdelen van het verhaal en gebruiker-gestuurde onderdelen, en tot slot heb ik hier narratieve en interactieve cue aan verbonden. Hieronder bespreek ik twee voorbeelden.
Architectuur
Om de structuur van een verhaal in kaart te brengen, begin ik met het maken van heel veel tekeningen. Alles dat ik tegenkom, teken ik uit en verbind ik aan de andere onderdelen. Tot slot maak ik dan een soort samenvattende tekening, zoals deze van Het Verdwenen Groningen:
Op de afbeelding zie de grens van het verhaal (met grenswachters – dat is de redactie). Binnen de grenzen kunnen gebruikers kiezen uit vijf verschillende verhalen waarin bewoners van Groningen gebouwen moeten laten slopen, of ze proberen te redden. Daarnaast kunnen gebruikers de database met gesloopte gebouwen in duiken. Dit verhaal heeft twee punten waarop de grens van het verhaal wordt doorbroken. De eerste is ‘Help mee’ – gebruikers kunnen informatie insturen voor in de database. De redactie bepaalt dan of dat er ook in komt (vandaar de rol van grenswachter). En het tweede punt is het ‘Dossier’ – dit is een verzameling externe links die de gebruiker leiden naar verschillende artikelen over de aardbevingen in Groningen.
Auteur-gebruiker
De tweede stap in mijn visuele analyse, is om in kaart te brengen wanneer het verhaal wordt gestuurd door de auteur, en wanneer door de gebruiker. Eerst doorloop ik het verhaal en teken elk moment waarop wordt gestuurd of een keuze mogelijk is, op een post-it: blauw voor gebruikers-agency en oranje voor auteur-agency. Daar maak ik vervolgens een tekening van. Zie hier een verbeelding van De Hartslag van Lehman Brothers:
Op deze afbeelding zie je dat De Hartslag van Lehman Brothers een linear verhaal is, waarbinnen de gebruiker rond kan springen. De gele pijl geeft aan dat de plotontwikkeling in dit verhaal, gestuurd wordt door de auteur. De gebruiker wordt meegenomen in het weekend dat Lehman Brothers uitstel van betaling aanvroeg en de crisis officieel begon. De blauwe stippellijnen geven aan welke keuzes gebruikers hebben binnen deze structuur. Ik heb gekozen voor stippellijnen, omdat de cues voor het volgen van de auteur-gestuurde verhaallijn (zoals foreshadowing, en de positionering van de tekst tov andere media) sterker zijn dan de cues om hier als gebruiker je eigen weg in te kiezen.
Hoe onderzoek je interactieve verhalen?
De werkwijze die ik dit blog beschrijf is het resultaat van heel veel uitproberen en zoeken naar manieren om complexiteit zichtbaar te maken. Hierbij is nog wel de volgende opmerking op z’n plaats: dit is een textuele analyse. Hoewel ik als onderzoeker cues voor het gebruik van deze verhalen kan identificeren en daar binnen de context van de text betekenis aan kan geven, zegt dat nog niets over hoe empirische gebruikers hierop reageren. Ik beschrijf slechts de mogelijkheden die door de auteur in deze verhalen worden gestopt. Onderzoek naar de empirische gebruiker staat in 2020 op het programma.
Ik zit nog midden in dit onderzoek, dus als iemand nog suggesties heeft voor een andere aanpak hoor ik dat graag! Je kan mij mailen op renee.vandernat[at]hu.nl