Er wordt geen stuk meer geschreven zonder dat Google eraan te pas komt. Een experiment kan laten zien hoeveel van ons nieuwsaanbod de zoekmachine op deze manier bepaalt.
Een hoogoplopend conflict tussen het Google en de Australische wetgever liep vorige maand met een sisser af. Vooruitlopend op de introductie van een wet die het Amerikaans bedrijf zou verplichten te betalen voor nieuwsartikelen waarnaar gelinkt werd, besloot Google contracten af te sluiten met de grootste Australische uitgevers. Zij krijgen nu betaald voor artikelen die opduiken in de zoekmachine. Dit precedent zou mogelijk spoedig al navolging kunnen vinden vinden in de VS en in de toekomst – wie weet – ook in Nederland, wat een behoorlijke machtsverschuiving in het medialandschap zou betekenen.
Google betaalt, maar bepaalt ook
Aanleiding voor de showdown tussen het Australische parlement en de techbedrijven uit Silicon Valley was een overheidsrapport dat keek naar de groeiende dominantie van Google en Facebook in de Australische advertentiemarkt. De levensvatbaarheid van nieuwsredacties was in het geding en daarmee ook het democratisch proces, zo waarschuwde de lokale mededingingsautoriteit. Door Australische redacties te verzekeren van een nieuwe inkomstenbron wordt hier nu paal en perk aan gesteld. Maar een andere, subtielere wijze waarop Google steeds meer invloed uitoefent op de journalistiek blijft hier buiten zicht: de selectie van beschikbare informatie. Er verschijnt namelijk vrijwel geen artikel meer online zonder dat Google daarvoor een aantal feiten aandraagt.
Geen artikel zonder Google
Dit is een van de eerste uitkomsten van het onderzoek Van black box naar Glass Box, een lopend onderzoeksproject naar de inzet van artificiële intelligentie (AI) binnen de Nederlandse journalistiek van het Lectoraat Kwaliteitsjournalistiek in Digitale Transitie. In het kader van deze studie spraken we de afgelopen maanden zo’n twee dozijn journalisten van verschillende media over een recent artikel, TV- of radio-item dat ze gemaakt hadden. We doorliepen samen met de makers nauwkeurig de stappen in hun research die aan een publicatie vooraf gingen en stelden zo vast wat voor software ze allemaal gebruikten, en in hoeverre hierbij gebruik werd gemaakt van gereedschap dat een AI-component had, zoals Google. (De zoekmachine leunt in toenemende mate op AI bij het samenstellen van zijn resultaten.)
“Ik zoek gewoon”
Wat bleek: bij elke productie werd gebruik gemaakt van Google. De zoekmachine is tegenwoordig zo alomaanwezig dat dit bijna geen verrassing meer mag heten, maar het laat zien hoe technologie die 20 jaar geleden nog niet bestond zich sluipenderwijs tot een onmisbaar onderdeel van journalistieke research heeft gemaakt. De wijze waarop de zoekmachine wordt gebruikt loopt wild uiteen: van even een telefoonnummertje opzoeken tot een het duiden van complexe wetenschappelijke onderwerpen, en alles ertussenin. De vanzelfsprekendheid waarmee Google wordt ingezet is opvallend. Sommige journalisten benoemen het niet eens meer. “Ik zoek gewoon”, is hoe een van de journalisten zijn gebruik samenvatte. “Een beetje Googlen” is een veelgehoorde formulering voor bureaugebonden research waarachter een extreme variatie in diepgang schuilgaat. Opvallend was ook dat meeste journalisten Googlen niet zien als de inzet van AI gereedschap. Zo sluipt AI-gedreven informatieselectie ongemerkt de journalistiek binnen.
De grote vraag is: heeft dit effect op het nieuwsaanbod? Het antwoord uit de literatuur is: waarschijnlijk wel. Google-gebruikers leunen zwaar op wat de zoekmachine hen voorschotelt, zo laat experiment na experiment zien. Studenten plaatsen meer vertrouwen in de eerste resultaten die de zoekmachine opdient, zo liet een studie uit 2007 al zien (een fenomeen dat ‘position bias’ heet). Amerikaanse wetenschappers wisten in 2014 zelfs de stemvoorkeur van Indiase kiesgerechtigden te beïnvloeden door de volgorde van zoekresultaten te manipuleren.
Kun je je wapenen tegen partijdige zoekresultaten?
Meeste journalisten die we spraken geloven ook wel dat zoekmachineresultaten geen perfecte weergave zijn van de werkelijkheid. Toch zijn er weinig die denken dat hun verslaggeving hierdoor wordt beïnvloed. Men wapent zich tegen een eventuele bias door verder te kijken dan de zoekmachine alleen. “Ik heb zo’n brede interesse dat ik altijd probeer verder te kijken dan het algoritme”, is hoe een journalist het verwoordde.
Zo’n houding is begrijpelijk. De neutraliteit van een bron moet natuurlijk altijd zorgvuldig worden afgewogen. Wat dat betreft is Google niet anders dan, zeg, een politiewoordvoerder: de aangereikte informatie is waardevol en klopt meestal, maar het is onverstandig er blind op te vertrouwen. Toch zijn er reden om aan te nemen dat journalisten hun eigen kunde hierin overschatten. In experimenten waarbij journalisten bijvoorbeeld werd gevraagd om zoveel mogelijk informatie te verzamelen over obscure onderwerpen (de geheime bunker waarin de Zwitserse overheid zich verschuilen kan, Pakistaanse prinsen uit de vorige eeuw) blijkt ook steevast dat ze zelden tot nooit interesse tonen zoekresultaten buiten de eerste pagina met hits. Journalisten gaan dus weliswaar kritisch met informatie om, ze werken wel uitsluitend met datgene dat ze door Google wordt aangereikt. Het dominante positie van Google op de informatiemarkt lijkt hiermee in potentie even bedreigend voor een pluriforme pers als die op de advertentiemarkt.
De komende maanden hoopt het Lectoraat Kwaliteitsjournalistiek nauwkeuriger vast te stellen wat de invloed van Google op de Nederlandse journalistiek precies is middels een experimentstudie. De precieze vorm daarvan staat nog niet vast, maar het onderzoek moet laten zien wat het verband precies is tussen zoekresultaten en journalistieke producties. Het einddoel is hierbij een antwoord geven op de vraag: bepaalt Google wat er in de krant staat?