Freelancers krijgen te horen dat ze aan ‘personal branding’ moeten doen, en kranten zijn op zoek naar interessante namen om op die manier lezers aan zich te binden. Ondertussen geldt nog steeds de regel dat de de persoon van de journalist er niet toe doet. Hoe valt dat te rijmen?
Geloofwaardige verteller
In het onderzoek waarvan ik de resultaten vrijdag 8 februari zal presenteren op het Etmaal van de communicatiewetenschap, laat ik zien hoe journalisten hun persoonlijkheid inzetten om als geloofwaardige verteller over te komen.
Ik heb onderzocht in hoeverre de begrippen ‘narratieve afstand’, ‘toon’ en ‘zelfreflectie’, die de literatuurwetenschap gebruikt om de geloofwaardigheid van verteller te analyseren, ook bruikbaar zijn voor de journalistiek. Ik heb de vertellersrol geanalyseerd in de zes journalistieke boeken die in 2012 waren genomineerd voor de prijs voor het beste journalistieke boek, de M.J. Brusseprijs. De schrijvers van die boeken vroeg ik welke literaire middelen ze gebruiken om het vertrouwen van de lezer te winnen.
Identificatie
Om geloofwaardig te zijn moet de lezer zich met de verteller kunnen identificeren. Dat lukt vooral als de verteller duidelijk is over het motief om zijn verhaal te vertellen. De ondervraagde journalisten maken bewust gebruik van een realistische verteltrant. Ze doen dat door te schrijven in de directe rede of de vrije indirecte rede. Ook zijn de journalisten vaak duidelijk over hun eigen stellingname. Daardoor begrijpt de lezer waarom bepaalde dingen worden verteld en andere zaken worden weggelaten. Ook dat lijkt de geloofwaardigheid te bevorderen.
Om iets te kunnen zeggen over de ‘toon’ van een verhaal heb ik gekeken in hoeverre de in de psychologie gangbare persoonlijkheidskenmerken zijn te identificeren in de tekst. Intellectuele autonomie, nauwkeurigheid en emotionele stabiliteit lijken een belangrijke voorwaarde om als verteller een geloofwaardige indruk te maken.
Tot slot is het ook belangrijk dat de schrijver in zijn verhaal laat zien een realistische kijk op zichzelf te hebben. Hoe meer de verteller duidelijk kan maken waar hij staat, wat hij wel en niet weet, hoe hij aan zijn informatie komt, en hoe hij die informatie beoordeelt, hoe geloofwaardiger hij lijkt over te komen.