door Maike Olij
Journalisten zien zichzelf over het algemeen niet als voorlopers op het gebied van digitale innovatie. Sterker nog, ze noemen de eigen beroepsgroep vaak ‘nogal behoudend’. Desondanks maken ze in verschillende fases van het journalistieke productieproces gebruik van allerlei digitale toepassingen – zowel online als offline, en met en zonder kunstmatige intelligentie. Dit blijkt uit 12 verkennende gesprekken die we voerden met journalisten over hun werkproces.
Wat als eerste opvalt, is dat journalisten eigenlijk niet meer zonder digitale hulpmiddelen functioneren. Bij elke stap in het journalistieke productieproces gebruiken ze hun computer of telefoon om dingen op te zoeken, te bewaren of te maken. Echter, omdat veel van deze tools al zo onlosmakelijk zijn verbonden met het gewone, dagelijkse, analoge leven, worden ze niet altijd herkend als digitale tools. Het gebruik ervan is gewoonte en routine; lang niet altijd een bewuste keuze of afweging.
Dit is met name het geval in de eerste fase van het journalistieke proces; het krijgen van een verhaalidee. Sociale media overlappen nou eenmaal met fysieke sociale netwerken en vaak weet je niet eens meer waar je voor het eerst iets oppikte. Je blijft op de hoogte van een bepaald onderwerp met een mix van digitale en analoge handelingen: je leest het papieren vakblad waar je je digitaal voor hebt aangemeld, gaat naar een evenement dat gepost is op Facebook, waar je vervolgens een expert spreekt waar je via LinkedIn contact mee legt.
Vage grens tussen online en offline
De volledige integratie van toepassingen als Google Maps en Google Search in het gewone leven maakt dat journalisten de merknamen vaak niet eens meer noemen en alleen spreken van ‘iets opzoeken’, of ‘de locatie checken’. Ze gaan er dan vanuit dat de ander begrijpt hoe ze dat doen. Ook de grens tussen online en offline is vaak vaag en onbenoemd: voor veel journalisten zijn Dropbox of Google Docs hun standaard softwareprogramma’s en er wordt niet nagedacht over of de telefoon nou wel of niet gebruik maakt van internet voor de dicteer- en vertaalfunctie.
Het gebruik van digitale tools wordt door de geïnterviewden veelal als iets positief gezien; als vooruitstrevend en modern. Vaak generen zich ervoor dat ze niet meer tools kennen en geven ze aan wel meer tools te willen gebruiken. Digitale tools worden vooral gezien als handig: ze leveren tijdswinst op en besparen vervelende klusjes. Dit is vooral zo in de researchfase: Bij het uitzoeken hoe een verhaal precies zit, zijn alle instrumenten die de zoektocht vergemakkelijken welkom. Of een journalist wel of niet kiest voor het gebruik van een digitale tool ligt aan de effectiviteit, snelheid en accuraatheid ervan. Journalisten willen vooral snel en goed antwoord op hun vragen. Als dat betekent dat een online zoektocht het beste is, dan doen ze dat. Is het onderwerp juist heel specialistisch en uniek? Dan is het soms handiger en sneller om met een deskundige te bellen die alles kan uitleggen.
Maakproces is vooral offline
In het maakproces lijken journalisten zich wat meer af te wenden van digitale hulpmiddelen en vooral te vertrouwen op hun menselijke vaardigheden. Onder de douche en op de fiets worden openingsalinea’s en introteksten bedacht, de opbouw van een item ‘zit in het hoofd’ en competenties als analyseren, associëren en het hebben van humor worden gezien als essentieel. Het journalistieke gevoel lijkt onvervangbaar door computers en menselijke eigenschappen lijken de belangrijkste tools in het journalistieke productieproces.
Ook de menselijke vaardigheden van anderen hebben bij de productie van een verhaal vaak de voorkeur boven digitale tools. Zo worden editors ingezet omdat die een ‘echt goede montage’ kunnen maken en werken journalisten liever met vertalers dan vertaalapps ‘omdat je dan zeker weet dat het goed is’.
Weinig besef van risico’s
De routinematige manier waarop de meeste digitale tools worden gebruikt zorgt ervoor dat er weinig nadrukkelijk wordt nagedacht over de risico’s en bedreigingen die deze tools mogelijk in zich dragen. De journalisten zijn over het algemeen vrij zelfverzekerd in hun vaardigheid om onderscheid te maken tussen wat goed is en wat niet. Hoe ze dit doen, blijft echter vaak onbenoemd of onduidelijk. Het onderzoek dat de Hogeschool Utrecht gaat doen naar het gebruik van geautomatiseerde tools door journalisten zou hier meer antwoord op kunnen geven.