Zittend op een barkruk van het Utrechtse café Willem Slok praat NRC-redacteur Dick van Eijk met speels gemak de geschiedenis van de Nederlandse datajournalistiek de toekomst in. In 1993, toen kranten nog geen internet gebruikten, zat Van Eijk met zijn laptop naast kartonnen dozen in de bibliotheek van de Sociale Verzekeringsraad om van de achterste pagina’s van de jaarverslagen namen en functies van bestuursleden van uitkeringsinstanties over te tikken. Na een week had hij er 2500 in een spreadsheet staan. Na een paar Excel-bewerkingen kwam een clubje mensen naar voren dat in allerlei besturen zat. Het soort dat een brief schrijft aan zichzelf om advies te vragen, en vervolgens zichzelf een brief terugschrijft met het gevraagde advies, om ten slotte een brief aan zichzelf te schrijven over de controle op de uitvoering.
Het weekje namen tikken leidde tot een onthullende serie artikelen over het verborgen netwerk achter de sociale zekerheid onder te titel: De wereld van Klompien – vernoemd naar Krijn Klompien die in 10 besturen zat.
Kaarten
Een jaar later komt NRC als eerste Nederlandse krant met de nu zo vertrouwde kaarten van verkiezingsuitslagen. Ook hier ging het om het combineren van gegevens die bekend waren, maar nog door niemand met elkaar in verband waren gebracht. Het was even puzzelen hoe je alles netjes kon presenteren, maar dan had je ook wat. Een nieuwe vorm van journalistiek was geboren.
Weer een jaar later, in 1995, komt NRC met een verhaal over armoede in grote steden. Ook dat is gebaseerd op nog niet eerder met elkaar in verband gebrachte data. Wat blijkt? De armste buurten liggen niet in de vier grote steden, maar in steden buiten de randstad. Publicaties hierover leidde uiteindelijk tot herziening van het grote steden beleid.
Lessen
Van Eijk trekt drie lessen uit deze geschiedenis.
1 Begin met een journalistieke vraag. Is er iemand die boos wordt van wat je vindt? Tot welke maatschappelijke gevolgen leidt je vondst? Tast het iemands positie aan? Of zijn er juist mensen mee gebaat? Veel hedendaagse datajournalistiek werkt andersom: je hebt data, husselt ze, en met leuke software maak je er iets moois van. Prachtig, maar so what?, denk je als lezer. Wat word ik er wijzer van?
2. Verdiep je in Excel. De vraag van iedere datajournalist is: hoe moet ik met al die data aan de slag? Welke techniek heb ik nodig? Welke software? Het doet er niet zoveel toe. Kijk wat er is, en wat je ervan kunt gebruiken. Van Eijk zegt van veel programma’s maar 1% van de functionaliteit te gebruiken. Precies wat nodig is om je verhaal te kunnen brengen. Maar wat je wel moet leren, en heel goed moet leren, is Excel. Met Excel los je 95% van je dataproblemen op volgens Van Eijk. Bovendien, als je Excel kent, maak je je andere programma’s ook snel eigen.
3 Verdiep je in ambtelijke structuren. Om data te kunnen verzamelen en begrijpen, moet je weten wie ze waarom heeft verzameld, en hoe ze worden vastgelegd. Dat verschilt per gemeente en provincie. Snap je eenmaal hoe de dingen werken, dan kom je snel bij de data.
Kortom: denk ik data, gebruik Excel, de rest komt dan wel.