Er was een tijd dat ik leraren als de vijand zag. Laten we het houden op een verkeerd begrip van Karl Marx’ klassenstrijd. Of op het feit dat ik als middelbare scholier nog maar weinig docenten had ontmoet die aardig en goed tegelijk waren. Totdat ik – het moet ergens in het najaar van 1986 zijn geweest – in een zaaltje aan de Utrechtse Ravellaan voor het eerst college had van Ruud Hoff. Hoff, die vandaag afscheid neemt van de School voor Journalistiek, doceerde er toen net drie jaar, met als specialisatie het Midden-Oosten.
Ruud Hoff bleek niet alleen verschrikkelijk veel van dat gebied te weten. Of meer in het algemeen van hedendaagse geschiedenis. Hij was ook een begenadigd verteller. Een hele vriendelijke man, die licht blozend tamelijk onderkoelde grapjes maakte. En een van de niet al te vele docenten op de SvJ die zo nu en dan buiten de school in ‘de media’ te bewonderen waren, bijvoorbeeld als er oorlog in het Midden-Oosten was (hetgeen vaak zo was) en de Ruud Hoff uit de collegezaal de Ruud Hoff van tv werd.
Jaren later – ik was inmiddels zelf collega van Ruud geworden op de SvJ – werd ik geregeld aangeklampt door studenten die de behoefte voelden om mij te melden wat voor fantastische docent die Ruud Hoff toch was. Opvallend vaak waren dit overigens studentes. Blijkbaar had deze volle collegezalen trekkende knuffelbeer nog net iets meer impact op het andere geslacht dan op jonge kerels vol testoseron. Ik zal er niet omheen draaien: op deze liefdesverklaringen zat ik niet altijd te wachten, hoezeer ikzelf Ruud Hoff ook mocht. Het is toch een beetje alsof je als linksbuiten de fanmail moet doornemen die eigenlijk is bestemd voor de spits van je elftal.
Maar terwijl ik knarsetandend de complimenten in ontvangst nam, deed ik mijn voordeel met de lessen van Ruud Hoff. Niet zozeer met de colleges die ik ooit zelf volgde. Daar herinner ik me gek genoeg inhoudelijk weinig van, iets waarvan ik vermoed dat het vrijwel elke docent inclusief mijzelf als lot beschoren is. Misschien herinneren studenten later één van je uitspraken, een woedeaanval, of wellicht het feit dat je gulp openstond. Maar ergens op hun harde schijf heeft zich de informatie ingevoegd die je hebt overgebracht, zonder dat zij en jij precies weten wat die informatie is. Of – laten we dat hopen – je hebt een manier van denken en kijken in hen wakker geroepen.
Daarin schuilt denk ik wat ik van Ruud Hoff heb geleerd, hoe verschillend onze persoonlijkheden ook zijn. Ruud heeft het ruim dertig jaar lang tot zijn dagtaak gemaakt om verbindingen te leggen tussen geschiedenis en journalistiek, tussen abstracte ideeën en actuele gebeurtenissen, tussen de kennis van de docent en de interesse van de student. De reden dat hij daarin is geslaagd, ligt volgens mij in de pretentieloosheid en de toegankelijkheid waarmee hij deze niet geringe taak vervulde. Tussen de student en de stof die deze had te leren, stond in het geval van Ruud Hoff geen ego hinderlijk aanwezig te wezen. En als dit ego er wel was, had het zich verdomde goed verstopt achter dat vriendelijk blozende gezicht.
De School voor Journalistiek neemt afscheid van een van de beste docenten die ze ooit heeft gehad. Ruud zal de eerste zijn om zijn eigen onmisbaarheid te relativeren. Het goede nieuws is dan ook dat de vakkennis, gedrevenheid en interesse in studenten die hem kenmerken, niet zullen achterblijven in de geschiedenis van deze school.