Wanneer zijn we klaar? Black Lives Matter: framing en misstappen in de media

AI-gegenereerde afbeelding
AI-gegenereerde afbeelding

Kiki de Bruin, Renée van der Nat

De afgelopen weken staat Black Lives Matter volop in de schijnwerpers. In reactie op het politiegeweld tegen met name zwarte burgers en de demonstraties in Amerika, gaat de beweging als een golf over de wereld. Ook in Nederland staat institutioneel racisme centraal in het publieke debat en hoog op de nieuwsagenda. De ogen van onderzoekers en critici zijn gefixeerd op de verslaggeving over racisme en BLM. Bovendien zijn diversiteit in de media (of het gebrek hieraan) en geïnstitutionaliseerd racisme in de journalistieke sector opnieuw onderwerp van gesprek. Hoe kan het dat het nog steeds niet altijd goed gaat met diversiteit in de journalistiek en verslaggeving hierover, terwijl dit al jaren punt van aandacht is?

In dit blog beschrijven we voorbeelden van wat er mis ging in de media in de verslaggeving over BLM en institutioneel racisme. We geven ook voorbeelden van wat er goed gaat en beschrijven hoe we als journalistieke sector het geïnstitutionaliseerd racisme te lijf te kunnen gaan. We houden het dicht bij onze expertise en plaatsen de afgelopen weken in het kader van communicatietheorieën.

 

De macht van de media

Hoe de media berichten – woordkeus én invalshoek – en waarover, bepaalt voor een groot deel het wereldbeeld van de burger. De media hebben de ‘macht’ om opinie, het publieke debat en beleid te beïnvloeden. Theorieën rondom ‘framing’ en ‘agenda setting’ zijn niet nieuw en worden al decennia onderzocht in communicatiewetenschappen (zie Bryant et al. 2013; Weaver, 2007; McCombs, 2005; Entman, 1993). Ook studenten aan de School voor Journalistiek leren snel over de effecten van de media. We leren ze onder andere in vakken als Journalistieke Research, Praktijkgericht Onderzoek en Onderzoek naar het Nieuws over hun verantwoordelijkheden en kritisch te kijken naar hun eigen vakgebied. In het laatstgenoemde vak onderzoeken studenten zelf het functioneren van de media door middel van een inhoudsanalyse. Niet zelden focussen studenten daarbij op thema’s als diversiteit, racisme (bijvoorbeeld het Missing White Woman Syndrome, zie Slakoff & Fradella, 2019) en framing in de journalistiek. En niet zelden is de uitkomst dat witte mensen (met name mannen) centraal staan (zie ook het onderzoek van de NPO Ombudsman; Aan Tafel, over het gebrek aan diversiteit onder talkshowgasten). Maar ondanks alle onderzoeken en aandacht, gaat het nog niet altijd goed met diversiteit in de journalistiek en verslaggeving hierover.

 

Hoe wij er zelf intrapten

Als journalism researcher veronderstel je dat je redelijk mediawijs bent, en dat je – wellicht – minder gevoelig bent voor media-effecten. Maar de opleving van de discussie rondom racisme, drukte ons met de neus op de feiten; ook wij worden beïnvloed door de media. We werden ons bewust van onze eigen denkwijzen. Deze bewustwording is belangrijk voor heel de mediasector en zelfs heel de maatschappij.

“De dagen na het BLM-protest op de Dam op maandag 1 juni, scrolde ik door mijn nieuwsapps en social media en zag, naast alle ophef over de drukte op de Dam, teksten met ‘Akwasi zet in speech aan tot geweld’, ‘Aangiftes tegen Akwasi na speech op de Dam’, en de zin die hij in zijn speech had uitgesproken: ‘Op het moment dat ik een Zwarte Piet tegenkom in november, trap ik hem hoogstpersoonlijk op zijn gezicht’. Ikzelf was niet aanwezig bij het protest en las de koppen en de uit context gehaalde statement zonder verder te lezen. Zoals velen zullen herkennen: ik was koppen aan het scannen. Mijn eerste gedachte was: ‘Heftige uitspraak. Laten we het allemaal vredig houden. Geweld is nooit de oplossing.’ Totdat ik in gesprek ging met mensen die wél op de Dam waren, wél de context van de speech kenden en tegen mij zeiden dat ik de zin verkeerd begreep en interpreteerde. Ik realiseerde me: ik heb iets aangenomen van de media, uit koppen nota bene, zonder verder te lezen dan mijn neus lang is, om het zo maar te noemen. Hierna deed ik dit wel. Deze uitspraak was geen oproep tot geweld. De media dook er bovenop en haalde één zin uit een speech en draaide daar het nieuwsverhaal omheen. Ik schrok van mijn eigen kortzichtigheid, realiseerde me dat framing van nieuwsmedia ‘ook’ op mij effect heeft en werd mij bewust van deze invloed. Maar de vraag is: in hoeverre is het publiek zich van deze effecten bewust?” – Kiki (red.)

 

(Vanaf minuut 19 legt Akwasi zijn uitspraak nog één keer uit)
Dit is een voorbeeld van framing, van het uit context halen van uitspraken en daarover vervolgens het debat laten gaan, in plaats van waar om zou moeten gaan: institutioneel racisme en discriminatie in Nederland. Nu is dit mijn eigen ervaring en werd in de berichtgeving wel aan wederhoor gedaan. Akwasi vertelde wat de context en betekenis was van zijn uitspraak. Desalniettemin moet je als nieuwsorganisatie nadenken over de mogelijke effecten van je koppen. Uit onderzoek blijkt immers dat veel mensen koppen ‘scannen’ en daarmee het gevoel hebben voldoende geïnformeerd te zijn (zie b.v. Costera Meijer & Groot-Kormelink, 2014).

“Hoe was het?” een goede vriend was benieuwd naar mijn ervaring bij het Black Lives Matter protest in Leiden op 14 juni. Voordat ik van wal stak over de indrukkende speeches, samen knielen – dat waar het natuurlijk allemaal om draait – voelde ik de noodzaak om bovenal te benadrukken dat het echt heel goed was georganiseerd. Dat er geen moment was waarop ik me, wat betreft Corona, onveilig heb gevoeld. Dat de gemeente echt een hele goede keuze heeft gemaakt om het protest van de binnenstad te verplaatsen naar een oud voetbalveld aan de rand van de stad. Want er waren echt flink meer mensen dan de duizend waar op het plein in de stad plek voor was. Dus, ja: echt een hele goede keuze. Na het gesprek bedacht ik pas dat dat eigenlijk heel raar is, want waarom moet ik eerst verantwoorden dat ik een risico neem? Dat doe ik toch ook niet elke keer dat ik naar de supermarkt ga?” – Renée (red.)

De berichtgeving over een onderwerp beïnvloedt de manier waarop we erover praten met elkaar. De berichtgeving over het protest op de Dam van 1 juni stuurde al snel in de richting van mogelijk besmettingsgevaar. Dat komt ook uitgebreid aan bod in de Bonte Was Podcast over de berichtgeving n.a.v. George Floyd’s dood (door One’sy Muller en Zoë Papaikonomou). Snel werden ook Tweets van politici onderdeel van de discussie, en binnen een dag wankelde de positie van burgemeester Femke Halsema. Waar het in eerste instantie niet over ging, maar waar het natuurlijk allemaal om draait, is de reden van de demonstraties: solidariteit met de protesten in de VS en afkeer van het racisme in onze samenleving.

 

Voor wie schrijf jij?

Framing en woord- en onderwerpkeuze beïnvloeden het publieke debat, de publieke opinie en het publieke geheugen over en decorum van een beweging – zoals BLM – of groepering (zie Banks, 2018). Met deze verantwoordelijkheid moet je als journalist nadenken over de effecten van jouw woorden of beelden. De keuzes die je maakt zijn niet altijd bewust of intentioneel, maar kunnen toch grote effecten hebben. Met name als de berichtgeving al jaren een bepaald frame hanteert over minderheden, wordt dit door de samenleving geïnternaliseerd.

Onderzoeker Madeleijn van den Nieuwenhuizen, van het Instagram-account Zeikschrift, is kritisch naar de media en stelt misstappen van de media aan de kaak: ‘van body shaming tot kwalijke framing’. Van den Nieuwenhuizen betrapte de media op een foute woordkeus, die wellicht onschuldig lijkt – of sommigen niet zou opvallen. In een uitzending van EenVandaag over discriminatie werd het volgende gezegd door de presentator:

“Daar merken de Nederlandse Lisette en haar kinderen elke dag in de praktijk hoe het hebben van een andere huidskleur ook in 2020 nog steeds een probleem is.”

Wat betekent het wanneer je deze woorden gebruikt? Van de Nieuwenhuizen plaatst hierbij terechte vraagtekens: “Dit ‘andere’ zegt iets over wat wordt genomen als uitgangspunt, als neutrale standaard. Van waaruit een redacteur, een teleprompter scriptschrijver, journalist of presentator redeneert. Als je de witte huidskleur ziet als het uitgangspunt – als de huidskleur van je lezer, je kijker of je luisteraar – zullen mensen met een andere huidskleur dát worden: ‘mensen met een andere huidskleur’. Voor wie maak je tv? Voor wie schrijf je? Wie ben je aan het adresseren wanneer je media maakt?”

View this post on Instagram

 

⚪️“Daar merken de Nederlandse Lisette en haar kinderen elke dag in de praktijk hoe het hebben van *een andere huidskleur* ook in 2020 nog steeds een probleem is.” – EenVandaag 7 juni 2020. . Wat volgde was op zich een prima item dat keek naar racisme in Minneapolis, en daarna doorging naar de Nederlandse context. Maar die zogenaamd ‘andere’ huidskleur werpt de vraag op: anders dan wie? Er wordt niet gezegd, bijvoorbeeld: anders dan de racisten die hen met regelmaat belagen. Er wordt niet gezegd: “Mensen met een bruine of zwarte huidskleur.” . Op de tweede slide een ANP artikel van vorig jaar april, 2019, dat in zo’n acht kranten werd overgenomen. . Dit “andere” zegt iets over wat wordt genomen als uitgangspunt, als neutrale standaard. Van waaruit een redacteur, een telepromt scriptschrijver, journalist of presentator redeneert. Als je de witte huidskleur ziet als het uitgangspunt – als de huidskleur van je lezer, je kijker of je luisteraar – zullen mensen met een andere huidskleur dát worden: “mensen met een andere huidskleur”. . Voor wie maak je tv? Voor wie schrijf je? Wie ben je aan het adresseren wanneer je media maakt? . En daar volstrekt mee verbonden: wie. maakt. de. media. Wie lopen er rond op de redactievloer? Wie brainstormt? Wie pitcht items? Wie maakt er executive beslissingen? Welke stem spreekt wel of niet in de megafoon? . 🔊♥️Delen op stories zeer welkom.♥️🔊

A post shared by Zeikschrift (@zeikschrift) on

 

Hoe media over zwarte versus witte mensen berichten wordt ook al langer onderzocht, met name in verslaggeving van sportwedstrijden. Uit onderzoek blijkt dat hier aan stereotypering wordt vastgehouden (Van Sterkenburg et al., 2010). Rainville en McCormick voerden in 1977 de eerste inhoudsanalyse hiernaar uit en ontdekten dat commentatoren witte spelers meer lof gaven over hun ‘spel’ en hen in een positiever daglicht zetten dan zwarte spelers. De studie is vele malen gerepliceerd door andere onderzoekers, die zich focusten op raciale of etnische vooroordelen in sportcommentaar. De resultaten van deze onderzoeken hebben aangetoond dat expliciete racistische berichten grotendeels verdwenen zijn, maar er nog steeds etnische en raciale vooroordelen zijn.

De meest voorkomende stereotypen zijn die van de ‘natuurlijk begaafde, sterke, zwarte, mannelijke atleet’ en de ‘intelligente, hardwerkende, witte, mannelijke atleet’. Aan dergelijke  stereotypen hechten mensen lagere en superieure waarden. Er wordt een ‘mind-body dualism’ gecreëerd, waarbij zwarte mannelijke atleten expliciet worden geassocieerd met fantastische lichamen en impliciet met onstabiele geesten. “Sabo and Jansen (1998) referred to this mind–body dualism as enlightened racism: black success is framed as achievable and acceptable in sports, but not in other social domains such as academia, business or politics. Since intellectual qualities are generally valued above physical qualities in Western societies, this discourse mainly serves the status quo that privileges white men over black men. This may not be a conscious process, as whites may reproduce and strengthen the status quo without knowing it” (in Van Sterkenburg et al., 2010, p. 822).

Framing van minderheden heeft niet alleen effect op de houding van de samenleving. Hoogleraar Interculturele Communicatie W. Shadid (2005) beschrijft de gevolgen van beeldvorming door de media van moslims en de Islam: “Recent onderzoek laat steeds overduidelijk zien dat de westerse media op tal van manieren tekortschieten in hun verslaggeving over moslims en allochtonen in het algemeen, met als gevolg dat hun negatieve imago wordt bestendigd en zelfs versterkt,” dit kan de relatie tussen groepen in de samenleving op verschillende manieren sterk negatief beïnvloeden (Shadid, 2005):

1 Stereotypen beïnvloeden de wijze waarop mensen omgaan met informatie: mensen zijn eerder geneigd positieve informatie over de eigen groep en negatieve informatie over andere groepen te onthouden.

2 Stereotypen veroorzaken specifieke verwachtingen met betrekking tot het gedrag van de andere groepen, die op hun beurt als filters fungeren bij het waarnemen en interpreteren van dat gedrag.

3 Stereotypen kunnen leiden tot ‘self-fulfilling prophecies’: mensen zien in het gedrag van anderen wat ze op grond van hun vooroordelen verwachten.

4 Stereotypen kunnen ten slotte leiden tot verkeerde voorspellingen van het gedrag van anderen, omdat vooroordelen, althans gedeeltelijk, foutief zijn.

 

Onderzoek en onderwijs

Hoewel er veel onderzoek naar deze media-effecten en bias wordt gedaan, is er nog weinig veranderd op redacties. Hoe kan dat? Ook hier ligt een taak voor ons als onderzoekers en docenten. Hoe zorg je dat uitkomsten van je onderzoek ook daadwerkelijk in de praktijk bekend worden? Naast kennisdeling in wetenschappelijke journals en conferenties, moeten we nadenken over de doorwerking van ons onderzoek in de praktijk. Waar ligt de impact? Hoe creëren we die?

Tevens moet je inclusiviteit al de standaard maken op de opleiding. Dit gaat nog niet altijd goed. Uit onderzoek van het SCP (2020) blijkt dat studenten steeds vaker discriminatie ervaren. Ook blijkt uit dit onderzoek dat op de Nederlandse journalistiek opleidingen in 2016 slechts 7 procent van afstudeerders een migratieachtergrond hadden. Dit moet veranderen. OneWorld interviewde enkele docenten die stilaan eerste stappen zetten op het gebied van inclusiviteit en diversiteit op de journalistiek opleidingen, maar veel is het nog niet.

 

Hoe ziet inclusiviteit er dan uit?

In de berichtgeving is inclusiviteit een samenspel tussen de gekozen invalshoek en de manier waarop bronnen worden opgevoerd. Daaronder ligt natuurlijk een hele redactie cultuur die, zoals Zoë Papaikonomou en Annebregt Dijkman in Heb je een boze moslim voor mij? stellen, cruciaal is voor de manier waarop journalistiek wordt bedreven. In dit blog richten we ons echter op wat we in de berichtgeving zelf terug zien, en laten de de samenstelling en cultuur op redacties even buiten beschouwing. Wanneer je de literatuur over brongebruik en diversiteit in duikt, stuit je al snel op de term ‘representatie’. In de context van media studies, gaat representatie over de manier waarop aspecten van de samenleving, zoals etniciteit, leeftijd en gender, in beeld worden gebracht. Representatie is dus niet de aanwezigheid van een bepaalde stem. Daar begint het mee, maar het gaat net zo goed over de context waarbinnen diegene een stem heeft.

Uit onderzoek naar brongebruik in het nieuws blijkt er een voorkeur te zijn voor zogenaamde elite bronnen, zoals politici en experts, en die bronnen zijn over het algemeen wit (zie Berkowitz, 2009). Vooral bij algemene onderwerpen, dus onderwerpen die niet gaan over een groep minderheden in de samenleving, worden deze algemene bronnen ingezet. Pas wanneer het nieuws betrekking heeft op de gemarginaliseerde groep komen ander soort bronnen aan het woord. Soms worden deze bronnen ook benaderd over onderwerpen waar ze niet veel meer van weten dan een witte Nederlander. Zo schrijft Kiza Magendane op OneWorld dat hij ‘wakker werd gebeld’ door een journalist. Of hij iets kon zeggen over een incident bij een protest in de VS. Dat incident vond plaats terwijl hij lekker lag te slapen. Papaikonomou en Dijkman leggen uit dat dit eenzijdig brongebruik een direct gevolg is van het netwerk van de journalist die het verhaal maakt. Nieuws wordt gemaakt onder tijdsdruk, en dan is het makkelijk een bron te benaderen met wie je een kort lijntje hebt. Alleen, en hier zit het probleem, zijn redacties overwegend wit en hun netwerk derhalve ook. Dan kloppen ze dus aan bij een gekleurde collega.

Wanneer komen minderheden aan het woord? Een stem hebben is niet afdoende voor inclusieve verslaggeving. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat het nieuws dat betrekking heeft op etniciteit vaak gaat over criminaliteit, immigratie, terreur, ‘de exotische wereld van de ramadan’ (zie d’Heanens & Bink, 2007). Met name als het gaat om criminaliteit, terreur en immigratie worden nieuwsframes gehanteerd die minderheden neerzetten als dader (zie Wal et al., 2005; Shadid, 2005) en bij culturele onderwerpen worden minderheden neergezet als ‘de exotische ander’. In beide gevallen speelt stereotypering een belangrijke rol in het gehanteerde frame. Bij stukken over Jihadische terreurdaden wordt dan aan een willekeurige Nederlandse moslim gevraagd hoe zij aankijken tegen dit geweld. Of, als een expert van een andere afkomst wordt betrokken bij zo’n verhaal, wordt hen gevraagd hoe zij het nieuws persoonlijk ervaren, terwijl dit bij witte experts niet ter sprake komt. Dit overkomt antropoloog Sinan Çankaya regelmatig, vertelt hij in Heb je een boze moslim voor mij? Hij wordt vaak gevraagd als expert voor items over etnisch profileren en krijgt dan regelmatig de vraag of hij het zelf ook meemaakt. Hier wordt de expert onderdeel gemaakt van het nieuws, en dat is meestal niet de rol van een expert-bron.

 

Richting een oplossing

Zoals we net al even aanstipten, zijn het netwerk van de journalist en het collectieve netwerk van de redactie doorslaggevend voor het brongebruik. Hier ligt dan ook deel van de oplossing. Door je eigen netwerk diverser te maken, worden de lijntjes ook korter en is het dus mogelijk om ook onder hoge tijdsdruk diverse bronnen te gebruiken voor een artikel of item. Papaikonomou en Dijkman raden het volgende aan: “Verbreed en onderhoud je netwerk. Verdiep je in de achtergronden van (nieuwe) netwerken. Wat beweegt mensen? Waar bewegen ze zich? Welke kennis heb jij nodig om met ze in gesprek te gaan?” Vraag dus niet aan je gekleurde collega of ze toevallig iemand kennen. Nodig ook geen ‘boze moslim’ uit voor een pittig televisiedebat. Berichtgeving wordt inclusiever als iedereen een eigen divers netwerk aan bronnen bouwt en onderhoudt. Hiermee zorgen we dat diverse stemmen aanwezig zijn in het maatschappelijke debat.

Het tweede belangrijke aspect is dat er ook sprake moet zijn van inhoudelijke diversiteit. Dus niet de voor de hand liggende nieuwsframes of elke keer weer uitleggen wat de ramadan is. Papaikonomou en Dijkman schrijven: “Stel je open voor anderen, voor andere verhalen en vergroot je kennis over de Nederlandse samenleving.” Met andere woorden, kom uit je bubbel! Dat geldt voor waar je over schrijft en voor wie je daarbij aanhaalt als bron. Eigenlijk is het zo simpel als oprechte interesse hebben in de ander.

Naast expliciet racisme en weerstand tegen verandering, is tokenism de belangrijkste valkuil in onze weg naar inclusieve journalistiek. Tokenism houdt in dat er symbolisch iets wordt gedaan aan representatie en inclusiviteit. Bijvoorbeeld door een gekleurde bron op te voeren. Belangrijk hierbij is dat er eigenlijk het onderliggende probleem, institutioneel racisme, niet wordt aangepakt maar juist wordt versterkt omdat het vaak mensen van de dominante groep zijn die denken zo het probleem op te kunnen lossen. Het wrange is dat tokenism vaak ontstaat uit de allerbeste bedoelingen. Dit gebeurde onlangs van de NOS. In mei kwam via GeenStijl naar buiten dat de redactie van de NOS een ‘diversiteitsdatabase is’ waarin werd bijgehouden wat de etniciteit is van gebruikte bronnen, en dat er een ‘Divibokaal’ werd uitgereikt aan de verslaggever die de meeste diverse bronnen heeft gebruikt. Met name de bokaal schoot in het verkeerde keelgat, en daarmee lijkt het initiatief van de NOS vooral symbolisch te zijn. Met alle goede bedoelingen, want het is natuurlijk belangrijk dat een van de grootste nieuwsredacties hier iets aan probeert te doen, met alle bijbehorende ongemakkelijk situaties.

 

Bewustwording

Een cultuurverandering, waar Papaikonomou en Dijkman voor pleiten, gebeurt natuurlijk niet zo maar. Daar zijn dit soort ongemakkelijke voorvallen misschien ook wel voor nodig, want ze leggen bloot dat in de Nederlandse journalistiek divers denken en inclusief produceren helemaal niet vanzelfsprekend zijn. Wij kwamen ook al onze eigen bias tegen en ondervonden allebei dat we niet immuun zijn voor nieuwsframes en agenda-setting. De journalistiek is morgen niet veranderd, en ook volgend jaar niet. Inclusieve journalistiek is de weg met de meeste weerstand. En die weerstand begint bij jezelf. Daarom is het onderzoeken van je eigen bias het belangrijkste dat we kunnen doen. Door kritisch te beschouwen hoe jouw denken en handelen beïnvloed worden door institutioneel racisme, zet je de eerste stap naar inclusief denken.

 

Inspirerende initiatieven

Het proces van bewustwording is volop gaande en er zijn meerdere initiatieven die zich hard maken voor inclusieve journalistiek. We willen onze blog daarom afsluiten met, ongetwijfeld een onvolledig, overzicht van inspirerende media en veelbelovende initiatieven. Vul gerust aan in de comments.

OneWorld – misschien wel het meest prominente medium waar expliciet wordt ingezet op diversiteit en inclusiviteit. OneWorld, dat sinds 2011 bestaat, heeft geen winstoogmerk.

Lilith Magazine – Lilith is een intersectioneel feministisch mediaplatform, opgericht door Clarice Gargard en Hasna el Maroudi, waar overwegend vrouwen en andere gemarginaliseerden aan het woord zijn over politiek, economie, media, kunst, mode en wetenschap.

Damn Honey – Damn Honey is een intersectioneel feministisch platform met onder andere een tweewekelijkse podcast over “alles waar je als vrouw in deze tijd mee moet dealen”. Oprichters Nydia van Voorthuizen en Marie Lotte Hagen schreven verschillende boeken hierover.

Zeikschrift – Madeleijn van den Nieuwenhuizen stelt op het Instagram account Zeikschrift alle onzin in de media aan de kaak. Luister ook deze podcast van de Bladendokter, waar Carolien Vader met Van den Nieuwenhuizen praat over inclusiviteit in de media.

De Bonte Was Podcast – In de Bonte Was Podcast bespreken One’sy Muller en Zoë Papaikonomou blinde vlekken in de media.

Vers in de Pers – De jongerenafdeling van de NVJ stelt dat diversiteit het nieuwe normaal is en werkt aan de bevordering van diversiteit in de journalistiek.

Meer Kleur in de Media – Meer Kleur in de Media, opgezet door Chanel Lodik, zorgt voor meer diversiteit in de media, middels het koppelen van journalisten aan diverse experts, adviseren van experts over hoe in de media te verschijnen, webinars en advies aan redacties.

Vaker in de Media – Net als Meer Kleur in de Media, is Vaker in de Media een platform waar journalisten in contact worden gebracht met diverse bronnen, maar naar specifiek gericht om expert-bronnen. Het platform is opgezet door Janneke van Heugten.

Het Brede Netwerk – Het Brede Netwerk leidt elk jaar, in samenwerking met vooraanstaande redacties, een groep ambitieuze mensen op die graag in de journalistiek willen werken, maar vanwege hun achtergrond veel hobbels op de weg ervaren

MiraMedia – is een ‘sociaal makelaar’ die ervoor zorgt dat de media in Nederland een goede afspiegeling vormen van de samenleving.

Stichting RADAR – zet zich in voor gelijke behandeling en tegen discriminatie.

Women Inc. – streeft naar gelijkheid tussen mannen en vrouwen “door vrouwen zelf aan te spreken en onderwerpen breder maatschappelijk op de agenda te zetten, bij politici, media, bedrijfsleven, instituten, wetenschappers, overheden.” In hun campagne #BeperktZicht onderzochten ze de rol van mediamakers in beeldvorming.

Media Meldpunt Racisme en Discriminatie – meer dan driehonderd mediamakers ondertekenden het manifest Stop racisme in de media: het is tijd voor #followup. Hiermee eisen zij concrete veranderingen en pleiten voor een Media Meldpunt Racisme & Discriminatie. Lees het manifest here.

 

Bronnen en leesmateriaal

Banks, C. (2018) Disciplining Black activism: post-racial rhetoric, public memory and decorum in news media framing of the Black Lives Matter movement, Continuum, 32:6, 709-720, DOI: 10.1080/10304312.2018.1525920

Berkowitz, D. A. (2009). Reporters and their sources. In The handbook of journalism studies (pp. 122-135). Routledge.

Bryant, J., Thompson, S., & Finklea, B. W. (2012). Fundamentals of media effects. Waveland Press.

Çankaya, S. (2020) Mijn ontelbare identiteiten (1e ed.). Amsterdam, Nederland: De Bezige Bij.

Costera Meijer, I., & Groot Kormelink, T. (2015). Checking, sharing, clicking and linking: Changing patterns of news use between 2004 and 2014. Digital Journalism, 3(5), 664-679.

Entman, R. M. (1993). Framing: Toward clarification of a fractured paradigm.

d’Haenens, L., & Bink, S. (2007). Islam in the Dutch press: With special attention to the Algemeen Dagblad. Media, Culture & Society, 29(1), 135-149.

Leurdijk, A. G. D. (2008). Van marge naar mainstream; een essay over mediabeleid en culturele diversiteit 1999-2008 (No. OCW38. 020/540). Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW); TNO.

McCombs, M. (2005). A look at agenda-setting: Past, present and future. Journalism Studies, 6(4), 43–557. https://doi.org/10.1080/14616700500250438

Müller, F., & Frissen, R. (2014). De diversiteitsparadox: Over de veranderende relatie tussen journalistiek en etnisch-culturele diversiteit. Tijdschrift voor Communicatiewetenschap, 42(3), 265.

Papaikonomou, Z., & Dijkman, A. (2018). Heb je een boze moslim voor mij?. Amsterdam University Press.

Shadid, W. (2005). Berichtgeving over moslims en de islam in de westerse media: Beeldvorming, oorzaken en alternatieve strategieën/Muslims and Islam in Western Media. Tijdschrift voor communicatiewetenschap, 33(4), 330.

Slakoff, D. C., & Fradella, H. F. (2019). Media messages surrounding missing women and girls: The missing white woman syndrome and other factors that influence newsworthiness. Criminology, Criminal Justice, Law & Society, 20(3), 80-102.

Ter Wal, J., d’Haenens, L., & Koeman, J. (2005). (Re) presentation of ethnicity in EU and Dutch domestic news: A quantitative analysis. Media, Culture & Society, 27(6), 937-950.

Vandenberghe, H., d’Haenens, L., & Van Gorp, B. (2020). Women, ethnic minorities and newsworthiness: Journalists’ perceptions. Journalism, 21(2), 227-243.

Van Sterkenburg, J., Knoppers, A., & De Leeuw, S. (2010). Race, ethnicity, and content analysis of the sports media: A critical reflection. Media, Culture & Society, 32(5), 819-839.

Weaver, D. H. (2007). Thoughts on agenda setting, framing, and priming. Journal of communication, 57(1), 142-147.

MEER OVER

About Journalismlab

Research group Journalism in Digital Transition of the University of Applied Sciences Utrecht

Het lectoraat Kwaliteitsjournalistiek in Digitale Transitie (JournalismLab) doet aan de hand van diverse thema’s praktijkgericht onderzoek. Hierbij kijken we naar de wederkerigheid tussen drie journalistieke processen: productie, inhoud en effect.

Deel dit artikel:

Read more

Thema's

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Wil je op de hoogte blijven van Journalismlab en alle ontwikkelingen schrijf je dan in voor onze nieuwsbrief.